ECLI:NL:OGAACMB:2018:23

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
Gaza nr. AUA201701133
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 9 april 2018 uitspraak gedaan over het bezwaar van een klager tegen de afwijzing van zijn verzoek om bijzondere vrijstelling van dienst door de Minister van Justitie. De klager had op 25 april 2017 een verzoek ingediend, dat door de Minister op dezelfde dag is afgewezen. Klager heeft op 16 juni 2017 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De Minister heeft in een contramemorie en ter zitting betoogd dat het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift, dat op 16 juni 2017 bij het gerecht is ingekomen, buiten de termijn van dertig dagen is ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Klager stelde dat hij de bestreden beschikking in de tweede week van mei 2017 had ontvangen, wat betekent dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 15 mei 2017 is aangevangen en op 13 juni 2017 is geëindigd. Aangezien het bezwaarschrift na deze datum is ingediend, heeft het Gerecht geoordeeld dat er geen redenen zijn gesteld of gebleken op grond waarvan klager van deze termijnoverschrijding geen verwijt kan worden gemaakt.

De rechter heeft uiteindelijk besloten het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 april 2018. De partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing, binnen de daarvoor gestelde termijn van dertig dagen.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
Gaza nr. AUA201701133
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 25 april 2017 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om hem bijzondere vrijstelling van dienst te verlenen wegens bijzondere omstandigheden afgewezen.
Daartegen heeft klager op 16 juni 2017 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 11 augustus 2017 een contramemorie ingediend.
De zaak is op 5 maart 2017 behandeld ter zitting, waar klager in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door A. Lumenier occuperende voor I.L. Ras-Orman is verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), voor zover thans van belang, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is gegeven.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Verweerder heeft in de contramemorie en ter zitting betoogd dat het bezwaar niet‑ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend.
2.3
De bestreden beschikking is op 25 april 2017 gegeven. Het bezwaarschrift, bij het gerecht ingekomen op 16 juni 2017, is buiten de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Klager stelt dat hij de bestreden beschikking in de tweede week van mei 2017 heeft ontvangen. Dit betekent dat 14 mei 2017 heeft te gelden als de dag waarop hij redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen in vorenbedoelde zin, zodat ingevolge artikel 41, derde lid, van de La de termijn, waarbinnen niet‑ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege blijft, is aangevangen op 15 mei 2017 en is geëindigd op 13 juni 2017. Het bezwaarschrift is buiten deze termijn bij het gerecht ingediend. Enige reden op grond waarvan klager van deze termijnoverschrijding niettemin geen verwijt kan worden gemaakt, is gesteld noch gebleken.
2.4
Het bezwaar is niet-ontvankelijk.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).