ECLI:NL:OGAACMB:2018:18

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
Gaza nr. AUA201701316
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toegangsontzegging in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, gaat het om een bezwaar van klager tegen een toegangsontzegging die hem was opgelegd door de Gouverneur van Aruba en de Minister van Financiën. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.E. Rosenstand, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 27 januari 2017, waarbij hij met toepassing van artikel 87, onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) in zijn ambt was geschorst. Deze schorsing was eerder geschorst door een uitspraak van het gerecht op 24 april 2017. Klager stelde dat de motivering van de bestreden beschikking een herhaling was van de eerder geschorste beslissing en dat er geen reden was voor de schorsing.

De zitting vond plaats op 13 november 2017, waar klager en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de verweerders. Het gerecht overwoog dat de toegangsontzegging een voorlopige ordemaatregel is en geen disciplinaire straf inhoudt. Bovendien werd vastgesteld dat klager op 1 september 2017 eervol ontslag had gekregen, waardoor het belang van klager bij de beoordeling van de toegangsontzegging niet meer aanwezig was. Het gerecht verklaarde het bezwaar van klager niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 9 april 2018, waarbij werd opgemerkt dat partijen het recht hebben om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
Gaza nr. AUA201701316
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
gericht tegen:

1.de Gouverneur van Aruba,

2.de Minister van Financiën,
zetelend in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DRH).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 27 januari 2017, no. 9, hebben verweerders besloten klager met toepassing van artikel 87, onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen, tot op de dag waarop een besluit is genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Bij uitspraak van dit gerecht van 24 april 2017 (AUA201700180) is voornoemd landsbesluit geschorst.
Bij landsbesluit van 1 juni 2017, no. 1 is het landsbesluit van 27 januari 2017, no. 9 ingetrokken en is klager met toepassing van artikel 87, onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen, tot op de dag waarop een besluit is genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift op 30 juni 2017 bij de griffie van dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 november 2017, alwaar aanwezig waren klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerder bij mr. A.F.J. Caster occuperende voor de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de wederom aan hem opgelegde toegangsontzegging en stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat de motivering bij de bestreden beschikking een herhaling is van het bij uitspraak van dit gerecht van 24 april 2017 geschorste landsbesluit van 27 januari 2017, hetgeen het gerecht als onvoldoende heeft beoordeeld om tot het schorsen van klager over te gaan. Voorts voert klager aan dat er geen enkele reden is om hem te schorsen.
2.2
Ingevolge artikel 48 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) kan aan een ambtenaar door of namens de betrokken minister de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
2.3
Het gerecht stelt voorop dat een toegangsontzegging met toepassing van artikel 48 Lma een voorlopige ordemaatregel is. Deze maatregel heeft niet het karakter van een disciplinaire straf en er gaat over het algemeen geen diffamerende werking van uit.
2.4
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat aan klager bij landsbesluit van 22 augustus 2017, no. 1, met ingang van 1 september 2017 eervol ontslag is verleend. Het gerecht overweegt dat, nu voorts de termijn waarvoor de toegangsontzegging is gegeven, niet valt in te zien welk belang klager thans nog heeft bij een beoordeling van de toegangsontzegging
.Het bezwaar zal dan ook, wegens gebrek aan belang, niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.5
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat bij deze uitkomst geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 9 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).