ECLI:NL:OGAACMB:2018:14

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
AUA201702366
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen disciplinaire straf opgelegd aan ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster tegen een disciplinaire straf die haar was opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De disciplinaire straf, die bestond uit een gedeeltelijke inhouding van het inkomen ter grootte van Afl. 1.000,-, was gebaseerd op een landsbesluit van 20 juli 2017. Klaagster heeft op 14 september 2017 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het gerecht oordeelt dat dit bezwaar niet tijdig is ingediend. Volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) heeft een ambtenaar dertig dagen de tijd om bezwaar te maken, te rekenen vanaf de dag waarop hij of zij redelijkerwijs van het besluit op de hoogte was. Klaagster ontving het bestreden landsbesluit op 14 augustus 2017, wat betekent dat zij tot 13 september 2017 de tijd had om bezwaar in te dienen. Aangezien het bezwaar pas op 14 september 2017 werd ingediend, is het gerecht van oordeel dat klaagster niet tijdig in bezwaar is gekomen.

Het gerecht heeft verder overwogen dat klaagster geen gronden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De uitzondering die in artikel 41 lid 3 van de La is opgenomen, is in dit geval niet van toepassing. Gelet op deze overwegingen heeft het gerecht besloten het bezwaar van klaagster niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan op 12 maart 2018, en klaagster heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak, indien zij of haar gemachtigde bij de uitspraak aanwezig was.

Uitspraak

Uitspraak van 12 maart 2018
AUA201702366
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P.L. Lee,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 20 juli 2017 no. 35 is met toepassing van artikel 83, lid 1 sub d van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) aan klaagster een disciplinaire straf opgelegd van gedeeltelijke inhouding van het inkomen ter grootte van Afl. 1.000,-.
Tegen dit besluit heeft klaagster op 14 september 2017 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 27 december 2017 een contramemorie, met producties, ingediend.
Op 21 januari 2018 heeft klaagster nadere stukken, per fax, ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 januari 2018, alwaar alleen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd is verschenen.
Uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Voor het indienen van een bezwaarschrift is blijkens artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) een termijn van dertig dagen toegestaan, aanvangende de dag na het plaats hebben van het feit dat er aanleiding toe gegeven heeft of de dag nadat de ambtenaar er redelijkerwijs van heeft kunnen kennis dragen. Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij het bestreden landsbesluit van 20 juli 2017 op 14 augustus 2017 heeft ontvangen. Uit artikel 41 van de La volgt dan ook dat zij tot uiterlijk 13 september 2017 hiertegen had kunnen opkomen. Klaagster heeft op 14 september 2017 haar bezwaar bij het gerecht ingediend. Het gerecht overweegt derhalve dat klaagster niet tijdig in bezwaar is gekomen tegen het bestreden landsbesluit van 20 juli 2017, nu het bezwaar niet binnen 30 dagen na 14 augustus 2017 is ingediend.
2.2
Ingevolge het derde lid van artikel 41 van de La wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
Nu klaagster geen gronden heeft aangevoerd, waaruit blijkt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, is de uitzondering bepaalt in artikel 41 lid 3 La in het onderhavige geval ook niet van toepassing.
2.3
Gelet op het vorenoverwogene is het gerecht, met verweerder, van oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klaagster niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 12 maart 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).