ECLI:NL:OGAACMB:2018:113

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 november 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201800566-GAZ 23/2018
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerder besluit inzake rang en schaal van een ambtenaar in de politieorganisatie van Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten uitspraak gedaan op het verzoek van klager, een ambtenaar bij de politie, om een eerdere beslissing van de Minister van Justitie te heroverwegen. Klager had verzocht om per 10 oktober 2010 te worden geplaatst in de rang van hoofdagent met schaal 8 en per 7 februari 2012 in de rang van inspecteur met schaal 9. De Minister had dit verzoek afgewezen bij Landsbesluit van 12 maart 2018, waarop klager bezwaar aantekende. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een heroverweging rechtvaardigen. Klager had eerder geen rechtsmiddel ingesteld tegen het besluit van 9 november 2015, waarin zijn rechtspositie was vastgesteld, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden. Het Gerecht concludeert dat het bestreden besluit in stand kan blijven en verklaart het bezwaar ongegrond. De uitspraak is gedaan op 19 november 2018 door rechter C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM201800566-GAZ 23/2018
Datum: 19 november 2018
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
wonende te Sint Maarten,
klager,
gemachtigde: dhr L.C.J. LEWIS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,

1.Aanduiding bestreden besluit

Het Landsbesluit van 12 maart 2018 waarbij verweerder het verzoek van klager om per 10 oktober 2010 te worden geplaatst in de rang van hoofdagent, met schaal 8, en per 7 februari 2012 in de rang van inspecteur met schaal 9, heeft afgewezen.

2.Het procesverloop

Op 2 mei 2018 heeft klager ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een op 27 april 2018 gedateerd bezwaarschrift met producties ingediend.
Op 8 juni 2018 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op maandag 22 oktober 2018. Klager is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgedragen en voorgelegd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1
De volgende feiten staan vast.
  • Bij Landsbesluit van 5 juli 2007 is klager aangesteld als Medewerker Basis Politie Zorg met de rang agent van politie en uitbetaald met terugwerkende kracht van 1 januari 2004 in schaal 5p trede 1, 1 januari 2005 in schaal 5p trede 2, 1 januari 2006 in schaal 5p trede 3 en 1 januari 2007 in schaal 5p trede 4.
  • Bij Landsbesluit van 10 december 2008 is klager bevorderd tot de rang brigadier van politie met terugwerkende kracht van 1 januari 2007 in schaal 6p trede 1 en 1 januari 2008 in schaal 6p trede 2.
  • Met het oog op de overgang naar het land Sint Maarten als de nieuwe bestuursorganisatie kreeg klager een aanbod bij brief van 20 september 2010 een nieuwe plaatsing aangeboden. Dit betrof de functie van `medewerker basis politie zorg' bij de Korps Politie Sint Maarten (KPSM) met als schaal 6, bezoldigingstrede 4 met een bovenwindse toelage van 16,3%
  • Klager heeft een bezwaarschrift ingediend bij de vereffeningscommissie betreffende de recht trekking van zijn rechtspositie. Dit heeft op 10 november 2014 geleid tot betaling van achterstallige bedragen betreffende bezoldiging, toelage en vakantiegeld.
  • Bij Communiqué van 28 februari 2015 is bekend gemaakt dat klager is overgeplaatst naar ploeg 4 Wijkteam Simpsonbay.
  • Bij Landsbesluit van 9 november 2015 is klager aangesteld als Tactisch Rechercheur Zware Criminaliteit Bestrijding bij het KPSM met een bezoldiging van NAf. 4149,- conform schaal 7 trede 1 met ingang van 10 oktober 2010, oplopend tot schaal 7, trede 6 met ingang van 1 januari 2015. De periode tot 10.10.10 is afgehandeld door de vereffeningscommissie. In het besluit wordt klager brigadier genoemd, werkzaam als rechercheur.
  • Klager heeft op 14 juli 2016 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Het bezwaarschrift heeft als onderwerp “bezwaar tegen mijn bezoldiging en dienst”. In dit bezwaarschrift wordt geen besluit genoemd waartegen het zich richt. Klager vraagt in dit bezwaarschrift om een Landsbesluit waarin hij een aanstelling krijgt per 10 oktober 2010 in schaal 8 en per 7 februari 2012 in schaal 9.
  • Klager heeft een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht tegen het uitblijven van een besluit op dit bezwaarschrift. Bij uitspraak van 26 januari 2018 is dat bezwaar gegrond verklaard en verweerder is opgedragen om binnen vier weken na dagtekening van de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
  • Bij Landsbesluit van 1 juni 2018 wordt het Landsbesluit van 9 november 2015 ingetrokken en is de bezoldiging van eiser gewijzigd en met ingang van 1 januari 2011 en vastgesteld op schaal 7, trede 7, oplopend tot schaal 7, trede 12 op 1 januari 2016.
3.2
Klager stelt dat hij al vóór 10 oktober 2010 werkte als senior medewerker basis politiezorg (BZP). Hij werkte toen als tweede man, rechtstreeks onder de teamleider die inspecteur van politie was. Aan de functie van senior medewerker BPZ is de rang van hoofdagent verbonden en een bezoldiging conform schaal 8. Vanaf 7 februari 2012 fungeert klager als teamleider, welke functie is gewaardeerd op schaal 9. Klager stelt dat hij ten onrechte niet in die schaal is geplaatst. Hij vraagt om alsnog per 10 oktober 2010 te worden geplaatst in schaal 8 en per 7 februari 2012 in schaal 9. Klager beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, stellende dat collega’s die teamleider zijn wel in de rang en schaal van inspecteur zijn geplaatst.
3.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit juist is. Het advies van toenmalig Korpschef De Witte ging over inschaling per 1 januari 2004 en 1 januari 2005. Over deze inschaling is ten aanzien van klager al besloten in het Landsbesluit van 9 november 2015. In dit besluit is klager geplaatst in schaal 7, trede 1, met ingang van 10 oktober 2010. Tegen dit besluit heeft klager geen rechtsmiddel ingesteld, zodat het in rechte onaantastbaar is geworden.

4.Beoordeling

4.1
Het Gerecht stelt vast dat verweerder in het, onder de feiten genoemde, besluit van 9 november 2015 de rechtspositie van klager heeft vastgesteld per 10 oktober 2010. Klager heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel ingesteld. Dat betekent dat dit besluit in rechte is komen vast te staan. Het Gerecht gaat er dus in deze procedure van uit dat de benoeming van klager tot Tactisch Rechercheur Zware Criminaliteit Bestrijding bij het KPSM in schaal 7 trede 1 met ingang van 10 oktober 2010, oplopend tot schaal 7, trede 6 met ingang van 1 januari 2015, juist is. Het besluit dat verweerder op 1 juni 2018 heeft genomen, dateert van ná het thans bestreden besluit en kan daarom in deze procedure geen rol spelen. Tegen laatstgenoemd besluit is dit bezwaarschrift niet gericht.
4.2
In het bezwaarschrift van 14 juli 2016 vraagt klager in de kern om zijn rechtspositie per 10 oktober 2010 opnieuw vast te stellen. Hiermee vraagt klager daarom aan verweerder om terug te komen op het in rechte vaststaande besluit van 9 november 2015. In het bestreden besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
4.3
Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd om een verzoek van een belanghebbende om van een eerder genomen besluit terug te komen, inhoudelijk te behandelen en daarbij de oorspronkelijke beslissing in volle omvang te heroverwegen. Indien het bestuursorgaan besluit om niet op het in rechte vaststaande besluit terug te komen, kan dit niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke toetsing zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. De bestuursrechter dient dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.
4.4
Uit de gronden die klager thans aanvoert om verweerder te bewegen terug te komen op het in rechte vaststaande besluit van 9 november 2015, blijkt niet van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Het betreft feiten die bekend waren ten tijde van het genomen besluit op 9 november 2015. Klager had deze feiten dus naar voren kunnen brengen in een tegen dat besluit gericht rechtsmiddel, maar heeft dat destijds niet gedaan. Gelet op het hiervoor geschetste beperkte toetsingskader, behoefde verweerder deze gronden dan ook niet in het thans bestreden besluit te betrekken.
4.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand kan blijven.

5.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 november 2018.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.