ECLI:NL:OGAACMB:2018:11

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 februari 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
AUA201800261
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid ambtenarenrechter in geschil over aanstelling ambtenaar

In deze zaak heeft verzoekster, die in Aruba woont, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Minister van Algemene Zaken om haar dienstverband met het Land per 31 januari 2018 te beëindigen. Verzoekster stelt dat zij als ambtenaar moet worden aangemerkt, omdat zij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met het Land heeft gesloten. Het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet onder de definitie van ambtenaar valt zoals vastgelegd in de Landsverordening ambtenarenrechtspraak en de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. De rechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijk aanstellingsbesluit van de Gouverneur is afgegeven, wat betekent dat de ambtenarenrechter in beginsel niet bevoegd is om te beslissen over het verzoekschrift van verzoekster. De rechter heeft ook overwogen dat verzoekster niet kan worden aangemerkt als ambtenaar, omdat zij geen arbeidsovereenkomst heeft en dus niet voldoet aan de criteria die in de wet zijn vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 26 februari 2018, waarbij het gerecht zich onbevoegd heeft verklaard om van het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad en schorsing kennis te nemen.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 26 februari 2018
AUA201800261
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 94 van
de Landsverordening Ambtenarenrechtspraak (LA) van:
[verzoekster],
wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
De Minister van Algemene Zaken,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. Jansen (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 27 december 2017 (hierna: de bestreden beslissing) is verzoekster ervan in kennis gesteld dat het dienstverband met het Land met ingang van 31 januari 2018 eindigt.
Op 26 januari 2018 heeft verzoekster tegen de bestreden beslissing bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Op 29 januari 2018 heeft zij zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad ertoe strekkende dat de beslissing van 27 december 2017 wordt geschorst.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 13 februari 2018, alwaar zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd en mw. mr. [X].
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 94, lid 1 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak
(hierna: La) kan, in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze
landsverordening kan worden ingediend, doch waarin, ter voorkoming van nadeel voor de
ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is, deze bij een met redenen omkleed
verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen.
2.2
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de ambtenarenrechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad.
2.3
De ambtenarenrechter is ingevolge artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrecht (hierna: La) slechts bevoegd om te beslissen op bezwaarschriften tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen, gepleegd ten aanzien van personen in hun hoedanigheid van ambtenaren. Verzoekster moet dus in elk geval ambtenaar zijn.
Uit artikel 1, lid 1, van de Landsverordening ambtenarenrecht (La) en artikel 1, lid 1, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) volgt dat ambtenaar is: hij/zij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn. Uit artikel 4, aanhef en onder a, van de Lma volgt dat onder het bevoegde gezag wordt verstaan: de Gouverneur.
2.4
Vaststaat dat een schriftelijk aanstellingsbesluit van de zijde van de Gouverneur niet is afgegeven. Dit betekent dat de ambtenarenrechter in beginsel niet bevoegd is om te beslissen over het onderhavige verzoekschrift.
2.5
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat artikel 1 van de La drie categorieën werknemers onderscheidt, namelijk - kort samengevat -:
1. hij die bij landsbesluit in openbare dienst is benoemd of aangesteld;
2. hij die op basis van een arbeidsovereenkomst in openbare dienst werkzaam is;
3. hij die zonder een arbeidsovereenkomst in openbare dienst werkzaam is anders dan als bedienaar van godsdienst en/of godsdienstleraar.
Verzoekster valt onder de derde categorie, daar hij geen (schriftelijke) arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht heeft met het Land, terwijl zij wel in openbare dienst werkzaam is. Derhalve is zij op grond van artikel 1 van de La ontvankelijk in haar verzoek aan de ambtenarenrechter, aldus verzoekster.
2.6
Verweerder voert - kort samengevat - aan dat verzoekster geen ambtenaar is in de zin van artikel 1 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), noch in de zin van artikel 2 lid 1 onder g van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, derhalve komt aan verzoekster geen beroep op artikel 94 La toe.
2.7
Ingevolge de uitspraak van de Raad van Beroep van 10 december 2008 (RvBAz 2008/41 LJN BH2975) zal, indien niet overeenkomstig de formele regels voor het tot stand brengen van een dergelijk besluit is gehandeld, niet licht mogen worden aangenomen dat desalniettemin een (aanstellings-)besluit tot stand is gekomen. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan toch een aanstelling als ambtenaar tot stand komen. Daarvoor dient duidelijk te blijken van een aan de zijde van het betrokken orgaan levende bedoeling om een dergelijke verhouding tot stand te brengen dan wel van feiten of omstandigheden op grond waarvan de betrokken ambtenaar heeft mogen begrijpen dat een aanstelling feitelijk heeft plaatsgevonden. Deze uitspraak geldt evenzeer voor Aruba.
2.8
Naar het oordeel van het gerecht is onvoldoende gebleken van een bij het tot aanstellen bevoegde gezag bestaande bedoeling om verzoekster als ambtenaar aan te stellen. Uit een beslissing van de ministerraad kan die bedoeling in ieder geval niet worden afgeleid. De ministerraad is immers niet het bevoegde gezag en derden kunnen aan beslissingen van de ministerraad geen rechten ontlenen. Van (andere) feiten of omstandigheden op grond waarvan verzoekster mocht aannemen dat een aanstelling feitelijk had plaatsgevonden, is voorts niet gebleken.
2.9
Het betoog dat verzoekster moet worden aangemerkt als ambtenaar omdat zij geen schriftelijke arbeidsovereenkomst met het Land gesloten heeft, gaat niet op. Daarmee valt verzoekster nog steeds niet onder de definitie van ambtenaar in de zin van artikel 1 lid 1 Landsverordening materieel ambtenarenrecht noch onder die van artikel 1 lid 1 Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Dat in lid 3 van laatst genoemd artikel personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten uitdrukkelijk worden uitgesloten van de definitie van ambtenaar brengt niet met zich mee, dat een persoon met wie (al dan niet in strijd met de Comptabiliteitsverordening) een mondelinge arbeidsovereenkomst of een (al dan niet schriftelijke) overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden voor het Land werd gesloten dus ambtenaar in de zin van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak is, althans de ambtenarenrechter bevoegd is om in een geschil met het bevoegde orgaan te beslissen.
2.1
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat geen aanstelling als ambtenaar heeft plaatsgevonden en dat de ambtenarenrechter onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoekschrift.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad en schorsing kennis te nemen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.