ECLI:NL:OGAACMB:2018:107

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
GAZ CUR201601315
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsontzegging en procesbelang in ambtenarenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft klager, werkzaam bij de Douane van Curaçao, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Financiën, waarbij hem de toegang tot alle dienstlokalen van de Douane werd ontzegd. Dit besluit werd genomen op 8 oktober 2014. Klager heeft in de loop van de procedure verschillende stappen ondernomen, waaronder het indienen van een bezwaar en het verzoek om een proceskostenvergoeding. Op 3 juni 2016 verklaarde het Gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk, maar de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerecht. Op 28 juni 2018 verzocht klager om een vergoeding van de proceskosten in de procedure bij de Raad. De openbare behandeling vond plaats op 13 augustus 2018, waarbij klager en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en twee vertegenwoordigers van de Douane.

Het Gerecht oordeelde dat de toegangsontzegging, die een voorlopige ordemaatregel is, is uitgewerkt nu klager per 1 juli 2018 eervol is ontslagen. Hierdoor is het procesbelang van klager bij het bezwaar komen te vervallen, aangezien er geen resultaat meer te behalen viel. Het Gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Daarnaast oordeelde het Gerecht dat het onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep, omdat het Bpb onderscheid maakt tussen bezwaar en beroep. De beslissing werd op 13 september 2018 openbaar uitgesproken door rechter N.M. Martinez, in aanwezigheid van griffier S.N. Aswani.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
Uitspraak
in de zaak van:
[klager],
wonende te Curaçao,
klager,
tegen:
de minister van Financiën,
zetelende te Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. N.R. Romero, werkzaam bij het Land.

1.Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 8 oktober 2014 heeft verweerder klager de toegang tot alle dienstlokalen van de Douane ontzegd (het bestreden besluit).
1.2.
Op 30 juli 2015 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt (het bezwaar).
1.3.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
1.4.
Bij uitspraak van 3 juni 2016 heeft dit Gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard (de uitspraak).
1.5.
Bij uitspraak van 3 oktober 2017 heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (de Raad) de uitspraak vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit Gerecht om te worden hervat in de stand waarin zij zich bevond.
1.6.
Bij brief van 28 juni 2018 heeft klager het Gerecht verzocht om een vergoeding van de proceskosten gemaakt in de procedure bij de Raad.
1.7.
De openbare behandeling van het bezwaar heeft ter zitting van het Gerecht op 13 augustus 2018 plaatsgevonden. Klager is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde voornoemd, vergezeld door de heer L.J. Fredema, procesmanager bij de Douane, en mevrouw R.S.M. Refos, HR-consulent bij de Douane.
2. Beoordeling
2.1.
Klager is werkzaam bij de Douane van het Land Curaçao als Teamleider HRM. Bij Landsbesluit van 12 juni 2018 is klager per 1 juli 2018 eervol ontslagen (ontslagbesluit). Hiertegen heeft klager op 25 juli 2018 bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is nog niet behandeld.
De toegangsontzegging
2.2.
Op grond van artikel 46 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) kan aan een ambtenaar door of namens de betrokken minister de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
2.3.
Het Gerecht stelt voorop dat een toegangsontzegging op grond van artikel 46 van de LMA een voorlopige ordemaatregel is. Deze maatregel heeft niet het karakter van een disciplinaire straf.
2.4.
Bij het bestreden besluit is klager de toegang tot alle dienstlokalen van de douane tot nader order ontzegd. Nu klager per 1 juli 2018 is ontslagen, is de toegangsontzegging, uitgewerkt. Daarmee is het procesbelang van klager bij het daartegen gemaakt bezwaar komen te vervallen. Immers, er is pas sprake van procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het maken van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor die indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van alleen formeel of principieel belang, zoals door klager wordt gesteld, is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Het bezwaar is gezien het voorgaande dan ook niet-ontvankelijk.
Proceskosten in hoger beroep(
Cur2016H00055)
2.5.1.
Bij het bepalen van een proceskostenvergoeding past dit Gerecht het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) naar analogie toe. In het Bpb wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende fasen van een geding, zoals bezwaar en beroep, en het soort handeling binnen de fase, zoals het indienen van een bezwaar- of beroepschrift en het verschijnen ter zitting.
2.5.2.
Klager heeft gesteld dat de Raad in de procedure genummerd Cur2016H00055 ten onrechte verweerder niet in de proceskosten heeft veroordeeld, terwijl hij wel advocaatkosten heeft gemaakt voor de indiening van het beroepschrift. Gezien het onderscheid dat het Bpb maakt tussen bezwaar bij het Gerecht en beroep bij de Raad, is het Gerecht onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om verweerder te veroordelen in een vergoeding van de proceskosten gemaakt in hoger beroep.
2.6.
Voor een proceskostenveroordeling in deze procedure bestaat geen aanleiding.

3.Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaarthet bezwaar
    niet-ontvankelijk;
  • verklaartzich
    onbevoegdom kennis te nemen van het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskoten in hoger beroep in de procedure Cur2016H00055.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2018 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.