ECLI:NL:OGAACMB:2018:105

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA201800837
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van opgelegde verplichte vakantie aan ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector, tegen een beschikking van 23 februari 2018. Klager, werkzaam als directeur van het Departamento Meteorologico Aruba, was met ingang van 23 februari 2018 voor een periode van twee weken met verplichte vakantie gestuurd. Klager maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarna de zaak op 10 september 2018 ter zitting werd behandeld. Het gerecht oordeelde dat de wettelijke grondslag voor de bestreden beschikking ontbrak, omdat niet was gebleken van een uitzonderlijk geval waarin de bevoegde autoriteit van het uitgangspunt kon afwijken dat vakantie op verzoek van de ambtenaar wordt verleend. Het gerecht benadrukte dat de wensen van de ambtenaar zoveel mogelijk gerespecteerd dienen te worden en dat alleen in uitzonderlijke gevallen verplichte vakantie kan worden opgelegd. De uitspraak concludeerde dat het bezwaar gegrond was, de bestreden beschikking werd vernietigd en verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klager, begroot op Afl. 1.000,-.

Uitspraak

Uitspraak van 29 oktober 2018
AUA201800837

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
Gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:

de Minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras-Orman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 23 februari 2018 heeft verweerder klager met ingang van 23 februari 2018 voor een periode van twee weken met verplichte vakantie gestuurd.
Op 15 maart 2018 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2018. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Klager was ten tijde van de bestreden beschikking werkzaam als directeur van het
Departamento Meteorologico Aruba. De bestreden beschikking van 23 februari 2018 vermeldt dat de verplichte vakantie is opgelegd in verband met onrust op het departement.
1.2.
In een advies aan verweerder van 26 februari 2018 bespreekt het Departamento
Recurso Humano (DRH), wat betreft klager, de mogelijkheden van enerzijds het ontzeggen van toegang en anderzijds het opleggen van verplichte vakantie. Het DRH merkt onder meer op dat in zeer bijzondere gevallen aan een ambtenaar verplicht vakantie kan worden verleend door de bevoegde autoriteit, ondanks dat de betrokkene hier niet om heeft verzocht. Dit gebeurt, met inachtneming van de belangen van de dienst, op grond van artikel 5, vierde lid, van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda).
2. Artikel 5 van de Lvvda luidt, voor zover in deze zaak van belang, als volgt:
1. (…)
2. De vakantie, bedoeld in het eerste lid, wordt aan de ambtenaar op zijn daartoe strekkend schriftelijk verzoek aaneengesloten verleend door de bevoegde autoriteit.
3. (…).
4. Omtrent de tijdstippen waarop de vakantie zal ingaan, alsmede omtrent de tijdvakken waarin deze eventueel zal worden gesplitst, beslist de bevoegde autoriteit.
5. Bij het nemen van de beslissing, bedoeld in het vierde lid, wordt met inachtneming van de belangen van de dienst zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar, waartoe deze kenbaar maakt, wanneer hij bij voorkeur de hem toekomende vakantie wenst te genieten.
3.1.
Het gerecht overweegt dat uit de wettekst volgt dat uitgangspunt is dat vakantie
wordt verleend op verzoek van de ambtenaar en dat de bevoegde autoriteit zo veel mogelijk de wensen van de ambtenaar over het moment van opnemen van vakantie respecteert. Zoals ter zitting is besproken, kan slechts in uitzonderlijke gevallen van dit uitgangspunt worden afgeweken. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de ambtenaar in kwestie gedurende lange tijd niet uit eigen beweging om vakantie verzoekt, waardoor de vrees ontstaat dat de gezondheid van de betrokkene in gevaar komt.
3.2.
Naar het oordeel van het gerecht is niet gebleken dat in deze zaak sprake is van
een uitzonderlijk geval als hierboven bedoeld. Dit betekent dat de wettelijke grondslag voor de bestreden beschikking ontbreekt. In dit geval heeft verweerder aan klager geen verplichte vakantie kunnen opleggen.
3.3.
Naar aanleiding van het besprokene ter zitting merkt het gerecht nog op dat voor
de beoordeling van het beroep niet van belang is of er een vakantiestaat is van klager en zo ja, of klager zelf over deze vakantiestaat beschikt.
4. Het bezwaar is gegrond wegens strijd met artikel 5 van de Lvvda. Het gerecht vernietigt de bestreden beschikking.
5. Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van klager, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • vernietigt de bestreden beschikking;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die begroot worden op Afl. 1.000,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 29 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.