ECLI:NL:OGAACMB:2017:84

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
GAZA nr. AUA201700102
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen disciplinaire straf van schriftelijke berisping wegens ongeoorloofde afwezigheid van ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die een disciplinaire straf van schriftelijke berisping had ontvangen. De bestreden beschikking was gebaseerd op het feit dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim door 1 uur en 45 minuten ongeoorloofd afwezig te zijn op 30 juni 2016. Klager had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, waarbij hij stelde dat hij niet meer geplaatst was bij het Instituto Biba Saludabel y Activo (IBISA) en dat hij zich tijdig had verantwoord.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager de bestreden beschikking op 31 januari 2017 had ontvangen en dat zijn bezwaarschrift tijdig was ingediend. De rechter heeft overwogen dat klager niet de gelegenheid had gekregen om zich te verantwoorden, aangezien zijn verantwoordingsbrief niet was meegenomen in de overwegingen van de bestreden beschikking.

Na beoordeling van de feiten en de ingediende stukken, concludeerde het gerecht dat de disciplinaire straf niet terecht was opgelegd. Het bezwaar van klager werd gegrond verklaard en de bestreden beschikking werd vernietigd. De uitspraak werd gedaan op 11 september 2017 door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 11 september 2017
GAZA nr. AUA201700102
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER
gemachtigde: mr. L.A. Hernadis,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 23 januari 2017 (hierna: de bestreden beschikking) is klager de disciplinaire straf van schriftelijke berisping opgelegd.
Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht op 24 februari 2017.
Namens verweerder is op 25 april 2017 een contramemorie met producties ingediend.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 19 juni 2017, alwaar klager bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde is verschenen.
Uitspraak is vervolgens bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij de bestreden beschikking op 31 januari 2017 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat hij zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop hij de bestreden beschikking heeft ontvangen. Klager is derhalve ingevolge artikel 41, derde lid van de La ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.3
Aan de bestreden beschikking ligt als motivering ten grondslag dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door op 30 juni 2016 1 uur en 45 minuten ongeoorloofd afwezig te zijn. Daarbij is overwogen dat betrokkene geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden gelegenheid zich ten aanzien van het hem verweten gedrag jegens het bevoegd gezag te verantwoorden.
2.4
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schriftelijke berisping en heeft zich daarbij - samengevat - op het standpunt gesteld dat klager vanaf 24 juni 2016 niet meer geplaatst was bij het Instituto Biba Saludabel y Activo (hierna: IBISA).
2.5
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Ingevolge het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onderdeel a, van de Lma is de lichtste disciplinaire straf die kan worden toegepast: de schriftelijke berisping.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, wordt de straf niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag de ambtenaar van de hulp van anderen gebruik maken.
2.6
Uit de door verweerder overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Bij brief van 30 juni 2016 heeft de directeur van IBISA verzocht om tegen klager een disciplinaire procedure op te starten, omdat klager op 30 juni 2017 heeft gestaakt van 8.45 uur tot 10.30 uur zonder toestemming vooraf of zonder een verzoek voor “time back” in te dienen.
Bij brief van 8 september 2016, door klager ontvangen op 1 november 2016, is klager door verweerder ter verantwoording geroepen ter zake van zijn ongeoorloofde afwezigheid op genoemde werkdag. Klager werd daarbij in de gelegenheid gesteld zich binnen zeven dagen schriftelijk te verantwoorden.
2.7
Bij brief van 2 november 2016 heeft klager zich bij het bevoegde gezag verantwoord.
2.8
Het gerecht overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 49, eerste lid van de Lma is de ambtenaar verplicht de gehele voor hem voorgeschreven werktijd aan de zaken van de overheid te wijden en is het hem verboden gedurende deze werktijd zich zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar de werkzaamheid moet worden verricht.
Klager heeft op 29 juni 2016 van de minister van Volksgezondheid een brief ontvangen dat er is besloten om hem niet te plaatsen in een functie bij het IBISA en waarin hem verplicht werd om ingevolge artikel 53, eerste lid, een andere betrekking te aanvaarden en hij werd gesommeerd om zich bij de Departamento Recurso Humano (hierna: DRH) te melden om via een vacaturelijst naar een passende functie te zoeken.
In de bestreden beschikking vermeldt verweerder dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid om zich te verantwoording. Ter zitting heeft klager een brief overgelegd, waarin hij zich tijdig heeft verantwoord. Klager heeft onweersproken gesteld dat hij het verantwoordingsverzoek op 1 november 2016 heeft ontvangen. Op 3 november 2016 heeft hij zijn verantwoording bij het kabinet van de gouverneur ingediend. Nu deze verantwoordingsbrief niet in overweging is genomen bij de bestreden beschikking zal de bestreden beschikking worden vernietigd.
Klager en een collega zijn bericht dat zij niet geplaatst zullen worden in een functie bij de IBISA. Klager is gesommeerd om zich bij de Departamento di Recurso Humano (DRH) te melden. Klager was het niet eens met deze brief. De vakbond TOPA, waar klager lid van is, heeft op 30 juni 2016 een actie/staking uitgeroepen. Klager heeft hieraan deelgenomen. Naar het oordeel van het gerecht, kan verweerder niet blijven volhouden dat klager op 30 juni 2016 ongeoorloofd afwezig was nu klager reeds bij brief van 29 juni 2016 is gesommeerd om zich naar de DRH te wenden.
2.8
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt het Landsbesluit van 23 januari 2017, no. 1.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 11 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).