ECLI:NL:OGAACMB:2017:80

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
AUA201700021
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen ministeriële beschikking inzake waarnemingstoelage

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster tegen een ministeriële beschikking van 28 november 2016, waarbij aan haar een waarnemingstoelage van Afl. 912,- werd toegekend. De beschikking bepaalde dat de betaling van de waarnemingstoelage pas zou plaatsvinden nadat de aanwijzing van klaagster als eerste chef van het Hulpbestuurskantoor middels landsbesluit was vastgelegd. Klaagster heeft op 13 januari 2017 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het gerecht oordeelt dat zij niet tijdig in bezwaar is gekomen. Volgens artikel 41 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) dient een bezwaarschrift binnen dertig dagen na de bekendmaking van de beschikking te worden ingediend. Klaagster ontving de beschikking op 12 december 2016, waardoor de bezwaartermijn op 11 januari 2017 verstreken was. Het gerecht overweegt dat de door klaagster aangevoerde omstandigheden, waaronder de veronderstelling dat de Departamento di Recurso Humano haar had moeten wijzen op de mogelijkheid tot bezwaar, niet tot een ander oordeel leiden. Een per e-mail verzonden bericht kan niet worden aangemerkt als een bezwaarschrift in de zin van artikel 44 van de La. Het gerecht verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar bezwaar.

Uitspraak

Uitspraak van 4 september 2017
AUA201700021
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Duijneveld,
tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, WETENSCHAP, INNOVATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij ministeriele beschikking van 28 november 2016 (hierna: de bestreden beschikking) is besloten om aan klaagster een waarnemingstoelage toe te kennen ter grootte van Afl. 912,- en is bepaald dat de waarnemingstoelage betaald wordt nadat de aanwijzing van betrokkene als eerste chef van het Hulpbestuurskantoor [X] middels landsbesluit is vastgelegd.
Tegen deze beschikking heeft klaagster op 13 januari 2017 bezwaar gemaakt.
De verweerder heeft geen contramemorie ingediend.
De zaak is op 12 juni 2017 behandeld ter zitting, waar partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, lid 1, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Lid 3 van voornoemd artikel van de La bepaalt - voor zover hier van belang - dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de betrokkene niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaart, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
2.2
Onweersproken is gesteld dat klaagster de bestreden beschikking op 12 december 2016 heeft ontvangen. Het gerecht overweegt dat klaagster niet tijdig in bezwaar is gekomen van de bestreden beschikking, nu het bezwaar niet binnen 30 dagen na 12 december 2016 is ingediend. De bezwaartermijn, bedoeld in het derde lid van artikel 41 van de La, is immers op 11 januari 2017 verstreken.
De door klaagster genoemde omstandigheden, dat de Departamento di Recurso Humano (DRH) klaagster erop had moeten wijzen dat zij bij het gerecht een bezwaarschrift had moeten indienen althans de e-mail van de heer [A] aan had moeten merken als een bezwaarschrift en deze door had moeten sturen naar het gerecht leiden niet tot een ander oordeel, reeds omdat een per e-mail verzonden bericht niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift in de zin van de artikel 44 van de La, nog daargelaten of het door de heer [A] verzonden e-mailbericht van 12 december 2016 geacht kan worden namens klaagster te zijn verzonden.
2.3
Gelet hierop is het gerecht
,met verweerder, van oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).