ECLI:NL:OGAACMB:2017:7

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 2956 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek om plaatsing in functie van beleidsmedewerker na reorganisatie

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar in overheidsdienst, bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de Minister van Toerisme, Transport, Primaire Sector en Cultuur om hem niet te plaatsen in de functie van beleidsmedewerker bij de dienst Transporte Publico (DTP) na een reorganisatie. De bestreden beslissing, genomen op 4 december 2015, was gebaseerd op het feit dat klager niet voldeed aan de functievereiste van het in het bezit zijn van een HBO- of WO-diploma. Klager heeft op 30 december 2015 een bezwaarschrift ingediend, waarna de zaak op 10 oktober 2016 ter zitting is behandeld.

Klager betoogde dat hij, ondanks het ontbreken van de vereiste diploma's, over voldoende kennis en ervaring beschikte om de functie uit te oefenen, en voerde aan dat zijn verzoek in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel. Hij stelde ook dat hij niet gelijk werd behandeld in vergelijking met andere beleidsmedewerkers die mogelijk ook niet aan de opleidingsvereisten voldeden.

Het gerecht oordeelde dat klager niet voldeed aan de opleidingsvereiste voor de functie van beleidsmedewerker bij DTP, en dat er geen aanleiding was om hem desondanks in die functie te plaatsen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, en het verzoek om schadevergoeding werd niet onderbouwd en vond geen steun in de wet. De rechter verklaarde het bezwaar ongegrond, en klager heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 6 maart 2017
GAZA nr. 2956 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.E Thijsen,
tegen:
de Minister van Toerisme, Transport, Primaire Sector en Cultuur,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beslissing van verweerder van 4 december 2015 (hierna: de bestreden beslissing), is het verzoek van klager om te worden geplaatst in de functie van beleidsmedewerker bij de dienst
Departamento Transporte Publico(DTP) niet ingewilligd.
Tegen de bestreden beslissing heeft klager op 30 december 2015 een bezwaarschrift ingediend.
Verweerder heeft op 2 maart 2016 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 oktober 2016, alwaar zijn verschenen klager in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerder bij zijn procesgemachtigde voornoemd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing en stelt zich op het standpunt dat deze in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids- en vertrouwensbeginsel, nu hij wel aan “de bevorderingseisen” voldoet. Ter zitting heeft klager ter onderbouwing van zijn standpunt onder meer aangevoerd dat hij, alhoewel hij niet in het bezit is van een HBO- of een WO-diploma, de vereiste kennis en werkervaring bezit om de door hem geambieerde functie te kunnen uitoefenen daar hij jarenlang op beleidsniveau heeft gewerkt. Klager heeft ter zitting voorts een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel.
2.2
Bij de bestreden beslissing is het verzoek van klager om hem in de functie van beleidsmedewerker bij DTP te plaatsen afgewezen, omdat hij niet aan de functievereiste van het in het bezit zijn van een HBO- of WO-diploma, voldoet
2.3
In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder op goede gronden heeft beslist om klager, na de reorganisatie bij de Directie Openbaar Personen Vervoer (hierna: de DOPV), niet in de functie van beleidsmedewerker bij DTP te plaatsen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
2.3.1
Klager is vanaf 1 december 1981 ambtenaar in overheidsdienst, laatstelijk in de functie van Hoofd afdeling wegverkeer bij de DOPV, in schaal 11.
2.3.2
Klager was in de periode van 23 september 2011 tot en met 17 september 2013 volledig arbeidsongeschikt en in de periode van 18 september 2013 tot en met 29 september 2013 voor 50% arbeidsongeschikt. Vanaf 30 september 2013 is klager volledig arbeidsgeschikt.
2.3.3
In 2012 is de DOPV gereorganiseerd en is de nieuwe dienst, DTP, opgericht. Alle medewerkers van de DOPV kregen de mogelijkheid te solliciteren naar een functie bij DTP.
2.3.4
DTP kent de nieuwe functie van beleidsmedewerker (2 fte’s). Deze functie vereist een WO-opleiding bij voorkeur met een juridische of bestuurlijke achtergrond, of een Hbo-opleiding met meer dan 5 jaren in een soortgelijke functie.
2.3.5
Klager heeft bij brief van 15 maart 2013 gesolliciteerd naar de functie van beleidsmedewerker bij DTP. Hij is vanwege zijn arbeidsongeschiktheid niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Bij brieven van 21 januari 2014 en 26 maart 2014 heeft klager zijn verzoek om plaatsing in de functie van beleidsmedewerker, herhaald.
2.3.6
Klager is niet in het bezit van een HBO- of WO-diploma.
2.3.7
Klager is niet geplaatst in een functie bij DTP en is vanaf 30 september 2013 geregistreerd op de non-actievenlijst. Klager valt organisatorisch niet onder DTP.
2.3.8
De functie die klager bij de DOPV vervulde, bestaat niet bij DTP. De 2 fte’s voor de functie van beleidsmedewerker bij DTP, zijn vervuld.
2.4
Niet in geschil is dat klager niet voldoet aan de opleidingsvereiste voor de vervulling van de functie van beleidsmedewerker bij DTP. Gelet hierop en nu het om een nieuwe functie gaat, die bij de DOPV niet bestond en die nimmer door klager is vervuld, bestond er voor verweerder geen aanleiding om klager desondanks in die door hem geambieerde functie te plaatsen. Anders dan klager meent, heeft hij geen recht op plaatsing in die functie.
2.5
Ter zitting heeft klager gesteld dat ene [naam 1], die volgens klager ook niet in het bezit is van de vereiste diploma’s, wel in de functie van beleidsmedewerker is geplaatst. Verweerder heeft dit bestreden en twee andere namen, namelijk van [naam 2] en [naam 3], genoemd. Het gerecht is van oordeel dat zelfs indien zou blijken dat een van de beleidsmedewerkers niet voldoet aan de opleidingsvereiste, dit niet met zich brengt dat klager dan ook geplaatst moet worden in die functie. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt derhalve.
2.6
Klager heeft ter zitting verzocht om schadevergoeding vanaf 2009, althans 2011 “op grond van het feit dat hij onterecht en onrechtmatig benadeeld werd in zijn rechtspositie en met gevolg daarvan in zijn inkomen.” Dit verzoek is evenwel niet nader onderbouwd en vindt overigens geen steun in de wet, zodat het niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.7
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).