ECLI:NL:OGAACMB:2017:5

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
Gaza nr. 1389 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen toekenning gratificatie aan ambtenaar in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een klager tegen de toekenning van een gratificatie door de Gouverneur van Aruba. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.F. Falconi, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 16 mei 2016, waarbij hem een gratificatie van Afl. 500,- per jaar werd toegekend voor de jaren 2011 tot en met 2014. Klager was van mening dat hij recht had op een hogere gratificatie, gelijk aan een maandsalaris per jaar, en voerde aan dat hij erop had mogen vertrouwen dat deze hogere gratificatie zou worden toegekend, gebaseerd op een voorstel van de directeur van de Sociale Verzekeringsbank aan de minister van Volksgezondheid.

De Gouverneur, vertegenwoordigd door mw. mr. V.M. Emerencia, betwistte de claims van klager en stelde dat de toekenning van de gratificatie conform het vigerende gratificatiebeleid was en dat klager geen gerechtvaardigd vertrouwen had kunnen ontlenen aan het voorstel van de directeur van de SVb. Het gerecht overwoog dat de bevoegdheid om gratificaties toe te kennen discretionair is en dat de rechterlijke toetsing terughoudend dient te zijn. Het gerecht concludeerde dat de bestreden beslissing niet in strijd was met de wet of het gratificatiebeleid en dat klager geen recht had op een hogere gratificatie.

Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar van klager ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 13 februari 2017 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Klager en verweerder hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 13 februari 2017
Gaza nr. 1389 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mw. mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 16 mei 2016 no. 2 (hierna: de bestreden beslissing) is aan klager met toepassing van artikel 75 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) een gratificatie ter grootte van Afl. 500,- per jaar toegekend voor de kalenderjaren 2011 tot en met 2014.
Daartegen heeft klager op 13 juni 2016 bezwaar ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft 5 augustus 2016 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 oktober 2016, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de aan hem verleende gratificatiebedragen en heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat hem een gratificatie gelijk aan een maandsalaris per jaar toegekend had moeten worden. In het gratificatiebeleid, waarop de bestreden beslissing is gebaseerd, wordt een bedrag van Afl. 500,- per kalenderjaar vermeld voor waarnemingen van schaal 7 en lager, maar voor het overige is niets vastgesteld, aldus klager. Voorts voert klager aan dat hij erop heeft mogen vertrouwen dat hij gratificaties ter grootte van een maandsalaris zou ontvangen omdat zulks ook door de directeur van de Sociale Verzekeringsbank (SVb) aan de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport is voorgesteld. Tenslotte stelt klager dat de bestreden beschikking in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name het gelijkheids-, zorgvuldigheid-, en vertrouwensbeginsel.
2.2
Verweerder voert aan dat klager geen gerechtvaardigd vertrouwen had kunnen ontlenen aan het voorstel van de directeur van de SVb, daar het slechts een voorstel betrof. De bestreden beschikking is conform het vigerende gratificatiebeleid genomen en is niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Voorts voert verweerder aan dat voor de voor het jaar 2011 toegekende gratificatie verweerder het beleid dat toelagen niet meer dan drie jaren terug mogen werken gerekend vanaf de datum van de officiële registratie van het verzoek heeft gehanteerd, waardoor klager per 1 juli 2011 in aanmerking kan komen voor een gratificatie.
2.3
Ingevolge artikel 75, eerste lid juncto het tweede lid onder b van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting door het bevoegde gezag worden beloond met een gratificatie, die in een kalenderjaar niet meer zal mogen bedragen dan een som gelijk aan het per maand genoten inkomen.
Bij circulaire van 29 september 2006 is een richtlijn uitgevaardigd ter zake van de toepassing van bovenbedoeld artikel, het zogenoemde gratificatiebeleid. Ingevolge dit beleid wordt een gratificatie toegekend bij een ambtsjubileum, bij loffelijke dienstverrichting, slechts in zeer uitzonderlijke gevallen, en bij waarneming van een functie in schaal 7 of lager, waarbij de gratificatie maximaal Afl. 500,- per kalenderjaar zal bedragen.
2.4
Het gerecht stelt voorop dat een ambtenaar geen recht heeft op een gratificatie. De bevoegdheid van verweerder om aan een ambtenaar een gratificatie te verlenen is van discretionaire aard. De rechterlijke toetsing van besluiten waarbij een bestuursorgaan gebruik heeft gemaakt van een discretionaire bevoegdheid dient terughoudend te zijn. Het gerecht dient daarbij slechts de vraag te beantwoorden of verweerder in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen en daarbij niet heeft gehandeld in strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel.
2.5
Het kennelijke standpunt van klager, dat de gratificatie wegens loffelijke dienstverrichting een bedrag gelijk aan een maandinkomen is of dient te zijn, vindt geen steun vindt in de wet noch in het gratificatiebeleid. Dat de directeur van de SVb een voorstel aan de minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport heeft gedaan om klager een gratificatie van telkens een maandinkomen toe te kennen, brengt niet met zich dat het verweerder niet vrij staat om in het kader van de beheersing van personeelskosten vanwege de precaire financiële situatie van het Land, een ander (lager) bedrag toe te kennen. Anders dan klager kennelijk meent bestaat er geen beleid waarin is bepaald het gratificatiebedrag afhangt van de geleverde prestatie. Het huidige beleid bepaalt dat de ambtenaar bij loffelijke dienstverlening in aanmerking kan komen voor een gratificatie ad Afl. 500,-. Het gerecht acht het niet onredelijk dat verweerder daarbij aansluiting heeft gezocht bij het beleid ten aanzien van gratificatie in verband met waarneming van een functie in schalen 7 of lager. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake.
Voorts overweegt het gerecht dat het vaste beleidslijn dat toelagen niet meer dan drie jaren terug mogen werken gerekend vanaf de datum van de officiële registratie van het verzoek, de rechterlijke toets doorstaat. Het bezwaar van klager voor zover gericht tegen het gratificatiebedrag voor het jaar 2011, is daarom ongegrond.
Dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen, is derhalve niet gebleken.
2.6
Het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie, dat het bezwaar ongegrond is.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 13 februari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).