ECLI:NL:OGAACMB:2017:14

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 1843 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft klager, wonend in Aruba, bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf die hem door de Gouverneur van Aruba was opgelegd. De straf bestond uit een gedeeltelijke inhouding van zijn inkomen ter grootte van Afl. 1.500,-, opgelegd bij Landsbesluit van 30 mei 2016. Klager heeft op 3 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar het gerecht heeft geoordeeld dat dit bezwaar niet-ontvankelijk is. De rechter heeft vastgesteld dat klager op 2 juni 2016 een afschrift van de beschikking ter ontvangst is aangeboden, wat betekent dat deze datum geldt als de dag waarop hij redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen van de beschikking. Klager heeft echter geweigerd het afschrift in ontvangst te nemen, wat geen grond biedt voor een ander oordeel. De termijn voor het indienen van het bezwaar was verstreken, aangezien deze eindigde op 29 juni 2016. Klager heeft pas op 3 augustus 2016 bezwaar gemaakt, wat buiten de gestelde termijn viel. De rechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 6 maart 2017, en partijen hebben het recht om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2017
GAZA nr. 1843 van 2016
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigden: de advocaten mr. J.M.R.F. Scheper en mr. P.A.J. van der Biezen,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 30 mei 2016, no. 2, (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder aan klager de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van het inkomen ter grootte van Afl. 1.500,- opgelegd.
Op 3 augustus 2016 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt.
Op 18 oktober 2016 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Op 23 november en 5 december 2016 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 november 2016 en 16 januari 2017, waar klager, bijgestaan door voornoemde gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, bijgestaan door mr. B. Every, werkzaam in dienst van de Sociale Verzekeringsbank, en C. Geerman, werkzaam bij de Departamento di Recurso Humano, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), voor zover thans van belang, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking is gegeven.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Ter zitting heeft verweerder betoogd dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het bezwaarschrift buiten de daarvoor gestelde termijn is ingediend, nu klager reeds op 2 juni 2016, de dag waarop een afschrift van de bestreden beschikking aan hem ter ontvangst is aangeboden, van die beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen, zodat het bezwaar binnen dertig dagen na die dag diende te worden ingediend.
2.3
Ter zitting heeft klager aangevoerd dat hij op 2 juni 2016 reeds vakantie genoot en slechts even op kantoor was verschenen. Aldaar heeft hij geweigerd te tekenen voor de ontvangst van een afschrift van de bestreden beschikking, omdat hij op die dag niet meer werkzaam was, maar vakantie genoot. Na zijn terugkeer, op 8 juli 2016, heeft hij kennis gekregen van de bestreden beschikking, aldus klager.
2.4
De bestreden beschikking is op 30 mei 2016 gegeven, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La is aangevangen op 31 mei 2016 en is geëindigd op 29 juni 2016. Het bezwaarschrift, bij het gerecht ingekomen op 3 augustus 2016, is buiten deze termijn ingediend.
Uit een door klager overgelegde ontvangstbevestiging kan worden afgeleid dat klager weliswaar op 8 juli 2016 heeft getekend voor de ontvangst van een afschrift van de bestreden beschikking, maar dat deze hem reeds eerder, te weten op 2 juni 2016, ter ontvangst is aangeboden. Op die ontvangstbevestiging is immers vermeld “
E ta na trabou pero a bisa e ta firma te ora e bin bek for di vakantie. Met vakantie tot 4 juli 2016.”
Nu een afschrift van die beschikking klager op 2 juni 2016 ter ontvangst is aangeboden, heeft deze datum te gelden als de dag waarop hij daarvan redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen, in vorenbedoelde zin, zodat ingevolge deze bepaling de termijn, waarbinnen niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege blijft, is aangevangen op 3 juni 2016 en is geëindigd op 2 juli 2016. Dat klager om hem moverende redenen op 2 juni 2016 heeft geweigerd dat afschrift in ontvangst te nemen, geeft geen grond voor een ander oordeel.
2.5
Voor zover klager heeft willen betogen dat niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar op grond van overschrijding van voormelde termijn achterwege dient te blijven, omdat hij pas op 8 juli 2016 redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen van de bestreden beschikking, zoals bedoeld in artikel 41, derde lid, van de La, is dat gelet op het voorgaande dan ook tevergeefs.
2.6
Het bezwaar is niet-ontvankelijk.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken op maandag 6 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).