ECLI:NL:OGAACMB:2017:131

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 april 2017
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
GAZ 2015/74627 en GAZ 2016/79591
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen plaatsingsbesluit Korps Politie Curaçao

In deze zaak heeft [Klager] bezwaar ingesteld tegen de besluiten van de Korpschef van het Korps Politie Curaçao, waarbij zijn rechtspositie in het kader van een reorganisatie is vastgesteld. Het bezwaar is ingediend op 10 juli 2015 en betreft de mededeling van de Korpschef van 9 juni 2015, waarin het bezwaar van [Klager] tegen zijn plaatsing in de functie van Tactisch Rechercheur VVC ongegrond werd verklaard. De Minister van Justitie heeft op 12 november 2015 een contramemorie ingediend. Daarnaast heeft [Klager] op 12 juli 2016 een tweede bezwaar ingediend tegen het landsbesluit van 28 oktober 2015, dat zijn rechtspositie regelt. Beide bezwaarschriften zijn op 28 november 2016 ter zitting behandeld.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft geoordeeld dat het bezwaar GAZ 2015/74627 niet-ontvankelijk is, omdat de brief van de Korpschef niet van het bevoegd gezag afkomstig is en dus geen rechtsgevolg heeft. Voor het bezwaar GAZ 2016/79591 oordeelt het Gerecht dat [Klager] het bezwaar te laat heeft ingediend, aangezien hij het plaatsingsbesluit in januari 2016 heeft ontvangen en het bezwaar pas op 12 juli 2016 heeft ingediend. Het Gerecht verklaart zich onbevoegd om van het bezwaar kennis te nemen en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Martinez en openbaar uitgesproken op 28 april 2017.

Uitspraak

Ambtenarenzaken over 2017

uitspraakdatum: 28 april 2017
zaaknummer: GAZ 2015/74627 en GAZ 2016/79591
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO
Uitspraak
in de zaak van:
[Naam],
wonende in Curaçao,
klager, hierna: [Klager],
gemachtigde: mr. B.L. Lie Atjam,
tegen:
de Minister van Justitie,
zetelende in Curaçao,
verweerder, hierna: de Minister,
gemachtigden: mrs. L.M. Virginia en F.R. Brouwer.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij pro forma bezwaarschrift dat op 10 juli 2015 ter griffie van het Gerecht is ingediend, heeft [Klager] bezwaar ingesteld tegen de brief van de Korpschef van het Korps Politie Curaçao van 9 juni 2015. Dat bezwaarschrift is op 17 augustus 2015 aangevuld. Dat bezwaar is genummerd GAZ 2015/74627.
1.2.
De Minister heeft op 12 november 2015 een contramemorie ingediend.
1.3.
Bij bezwaarschrift dat op 12 juli 2016 ter griffie van het Gerecht is ingediend, heeft [Klager] bezwaar ingesteld tegen het landsbesluit van 28 oktober 2015. Dat bezwaar is genummerd GAZ 2016/79591.
1.4.
De Minister heeft op 20 oktober 2016 een contramemorie ingediend.
1.5.
Partijen hebben in beide zaken producties ingediend.
1.6.
De bezwaarschriften in beide zaken (GAZ 2015/74627 en GAZ 2016/79591) zijn ter zitting van het Gerecht van 28 november 2016 behandeld. [Klager] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de Minister is A.M. Daal MBA (Verandermanager bij het Korps Politie Curaçao) verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer voornoemd. De uitspraak in beide zaken is nader bepaald op heden.
2. Feiten
2.1. [
Klager] was voor de reorganisatie van het Korps Politie Curaçao (hierna: KPC) in de functie van Medewerker Wijkteam werkzaam. In het kader van de reorganisatie van het KPC is begin 2015 aan [Klager] meegedeeld dat hij in het Gereorganiseerde KPC (hierna: GKPC) in de functie van Tactisch Rechercheur VVC zal worden benoemd. [Klager] heeft daartegen op grond van artikel 14 van het Convenant Reorganisatie KPC bij de Bezwarencommissie bezwaar ingesteld, omdat hij in aanmerking meent te komen voor de functie van Senior Tactisch Rechercheur.
2.2.
Bij brief d.d. 9 juni 2015 heeft de Korpschef aan [Klager] meegedeeld dat de Bezwarencommissie zijn bezwaar ongegrond heeft verklaard. Het bezwaar van 10 juli 2015 (GAZ 2015/74627) is daartegen gericht.
2.3.
De rechtspositie van [Klager] in het GKPC is vastgesteld bij landsbesluit van 28 oktober 2015, no. 15/3948 (hierna: het plaatsingsbesluit). Krachtens het plaatsingsbesluit is [Klager] met ingang van 1 december 2013 benoemd in de functie van Tactisch Rechercheur VVC.
2.4.
Het bezwaar dat [Klager] op 12 juli 2016 heeft ingesteld (GAZ 2016/79591) is daartegen gericht.

3.Beoordeling

GAZ 2015/74627
3.1.
Het bezwaar genummerd GAZ 2015/74627 is gericht tegen de in overweging 2.2 genoemde brief van de Korpschef van 9 juni 2015, waarin de Korpschef aan [Klager] heeft meegedeeld dat de Bezwarencommissie zijn bezwaar ongegrond heeft verklaard. Daargelaten het feit dat die brief niet van het bevoegd gezag (de Minister) afkomstig is, heeft het een zuiver informatief karakter en is het dus niet op rechtsgevolg gericht. Van een beschikking, handeling of weigering om te beschikken of te handelen in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (hierna: RAR) is dan ook geen sprake. Om die reden zal het Gerecht zich onbevoegd verklaren om over het onderhavige bezwaar te oordelen.
GAZ 2016/79591
3.2.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (hierna: RAR) wordt een bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
3.3.
Ingevolge het derde lid geldt dat hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont, het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag, waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
3.4. [
Klager] heeft gesteld dat hij in december 2015 of januari 2016 het plaatsingsbesluit heeft ontvangen. [Klager] heeft het bezwaar op 12 juli 2016 en dus, gelet op het voorgaande, na het verlopen van de bezwaartermijn ingesteld. Voor zover [Klager] heeft beoogd te stellen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege de omstandigheid dat hij een maand voor de indiening van bezwaarschrift vernomen heeft dat de plaatsing van zijn collega’s is heroverwogen, faalt die stelling. Het onderhavige bezwaar is namelijk gericht tegen het plaatsingsbesluit van [Klager] en niet de plaatsingsbesluiten van zijn collega’s, wat overigens op grond van de RAR niet mogelijk is, zodat voornoemde omstandigheid niet relevant is voor de beoordeling van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Nu niet in geschil is dat [Klager] zijn plaatsingsbesluit in ieder geval niet later dan januari 2016 heeft ontvangen en hij geen andere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan sprake zou kunnen zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding, dient te worden geconcludeerd dat [Klager] het onderhavige bezwaar te laat heeft ingesteld.
3.5. [
Klager] heeft gesteld dat de heroverweging van de rechtspositie van bedoelde collega’s een novum is op grond waarvan heroverweging van het bestreden plaatsingsbesluit gerechtvaardigd is.
3.6.
Ingevolge artikel 135, eerste lid, van de RAR is ieder die partij was in een geding, bevoegd, binnen drie maanden nadat van enige omstandigheid als in het tweede lid bedoeld is gebleken, de herziening van een onherroepelijke of onherroepelijk geworden uitspraak te verzoeken.
3.7.
Ingevolge het tweede lid wordt zij verzocht op grond dat gebleken is van enige omstandigheid die bij de behandeling van het bezwaar en/of beroep aan het gerecht en/of de raad niet bekend was en die op zich zelf of in verband met andere feiten of omstandigheden ernstige twijfel doet ontstaan aan de juistheid van de uitspraak van het gerecht en/of de raad.
3.8.
Voor zover [Klager] om herziening in de zin van de RAR heeft willen verzoeken, oordeelt het Gerecht dat reeds omdat in het onderhavige geval geen sprake is van een onherroepelijk geworden uitspraak van het Gerecht, herziening in het onderhavige geval niet mogelijk is.
3.9.
Aan een inhoudelijke beoordeling van het plaatsingsbesluit komt het Gerecht niet toe, omdat het onderhavige bezwaar te laat is ingesteld. Het bezwaar zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd behoeft dan ook geen bespreking.
Voor toewijzing van de door [Klager] verzochte proceskostenvergoeding bestaat geen grond.

4.Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
GAZ 2015/74627
- verklaart zich onbevoegd om van het bezwaar kennis te nemen.
GAZ 2016/79591
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het
openbaar uitgesproken op 28 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAR.