ECLI:NL:OGAACMB:2017:127

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 september 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 19 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot staking van afbraakwerkzaamheden aan het zeedek van appartementencomplex Bellafonte

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Exploitatiemaatschappij N.V. "Suites de la Mer" (EMSM) een kort geding aangespannen tegen de Vereniging van Eigenaars Appartementencomplex Bellafonte (VVE) met als doel het opheffen van een conservatoir derdenbeslag dat door de VVE was gelegd. De VVE had op 15 juni 2017 beslag gelegd op de huurinkomsten van EMSM, die voortvloeien uit de verhuur van appartementen in het complex. EMSM stelde dat het beslag onterecht was en dat de VVE geen recht had op de vordering, omdat de aanspraken zouden zijn verjaard en de gebreken aan het zeedek niet aan haar konden worden toegerekend.

De mondelinge behandeling vond plaats op 20 september 2017, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. EMSM voerde aan dat de sloop van het zeedek de bewijspositie zou schaden en dat er voldoende zekerheid was voor de vordering van de VVE, gezien het beslag op de appartementen. De VVE daarentegen stelde dat de beslaglegging noodzakelijk was, omdat EMSM in liquidatie verkeerde en dat er geen spoedeisend belang was bij het stopzetten van de sloopwerkzaamheden.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken oordeelde dat de vordering van EMSM niet toewijsbaar was. De rechter concludeerde dat er geen summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering van de VVE was aangetoond en dat de beslaglegging niet onnodig was. De vordering van EMSM werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding. Het vonnis werd uitgesproken op 22 september 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: KG 19 van 2017
Datum uitspraak: 22 september 2017

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

de naamloze vennootschap Exploitatiemaatschappij N.V. “Suites de la Mer”,

gevestigd te Bonaire,
eiseres, verder te noemen EMSM,
gemachtigde: mr. A.J. de Winter,
tegen

Vereniging van Eigenaars Appartementencomplex Bellafonte,

gevestigd te Bonaire,
gedaagde, verder te noemen VVE,
gemachtigde: mr. ir. T.L.H. Peeters.

De procedure

EMSM heeft op 24 augustus 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Ten behoeve van de hierna te noemen mondelinge behandeling van het verzoekschrift hebben beide partijen op 19 september 2019 (nadere) producties ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2017, waarbij EMSM bij haar gemachtigde en VVE vertegenwoordigd door general manager, die werd vergezeld door haar gemachtigde, zijn verschenen. De gemachtigden hebben de standpunten van partijen aan de hand van pleitaantekeningen toegelicht. Vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- EMSM heeft in 2000 het appartementencomplex Bellafonte Chateau Suites de la Mer opgeleverd. De afzonderlijke appartementen zijn deels aan derden verkocht. De eigenaars van de appartementen vormen de VVE.
- Onderdeel van het gebouw vormt een zgn. zeedek.
- De VVE heeft besloten tot vervanging van het zeedek over te gaan. Voorzien is in sloop waardoor het zeedek geheel zal verdwijnen.
- Op 15 juni 2017 heeft VVE ten laste van EMSM conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Bellafonte Rental Cooperative U.A. te Bonaire, die maandelijks huur aan EMSM verschuldigd is en aan EMSM toekomende huur int, tot een bedrag van US$ 370.000,-. De hoofdzaak is binnen de in het beslagverlof gestelde termijn van vier weken bij dit Gerecht aanhangig gemaakt. In die hoofdzaak heeft VVE zich op het standpunt gesteld dat EMS het zeedek ondeugdelijk heeft uitgevoerd; roestvorming drukt de wapening uit elkaar waardoor het beton van binnenuit kapot wordt gedrukt. EMSM is door VVE voor de schade aansprakelijk gesteld en in gebreke gesteld.
- EMSM heeft VVE op 28 juli 2017 gesommeerd tot opheffing van het beslag over te gaan wegens de ondeugdelijkheid van de daaraan ten grondslag liggende vordering. VVE heeft dat geweigerd.

De vordering van EMSM

De vordering van EMSM strekt ertoe dat het Gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, het door VVE op 15 juni 2017 onder Bellafonte Rental Cooperative U.A. gelegde derdenbeslag zal opheffen, VVE zal bevelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de afbraakwerken van de infrastructuur aan de zeekant voor het gebouw gelegen, het zeedek, zal staken en gestaakt zal houden tot er een (gerechtelijk) deskundigenbericht naar de staat daarvan is opgesteld alsmede VVE in de kosten van de procedure zal veroordelen.

De standpunten van partijen

EMSM heeft gesteld dat een spoedeisende voorziening bij voorraad nodig is. Haar enige inkomsten bestaan uit huur en het beslag heeft tot gevolg dat zij geen liquiditeiten meer heeft om aan haar verplichtingen te voldoen. Er ligt al, uit hoofde van een ander geschil tusen partijen, beslag op drie appartementen in het complex waarvan de eigendom bij EMSM berust. Dat beslag biedt VVE voldoende zekerheid, ook voor de nieuwe aanspraken van VVE. VVE is er kennelijk op uit EMSM leeg te plukken.
Nu VVE tot sloop van het zeedek overgaat kan geen onderzoek maar plaatsvinden, waardoor bewijsmateriaal verloren gaat en de bewijspositie van EMSM wordt geschaad.
Op grond van artikel 7A:1621 Burgerlijk Wetboek BES (verder: BW) zijn de aanspraken van VVE verjaard: de daarin genoemde 10-jaars termijn is verstreken.
De vordering is ondeugdelijk, omdat de roestvorming niet aan EMSM is toe te rekenen. EMSM heeft gebouwd met inachtneming van de technische eisen en met de bouwmaterialen en bouwcomponenten die op Bonaire destijds beschikbaar waren, aldus nog steeds EMSM.
VVE heeft zich tegen de vordering verweerd. De beslaglegging was nodig omdat EMSM zich in liquidatie bevindt. Andere beslagen bieden onvoldoende zekerheid voor de vordering die betrekking heeft op de bouw van het zeedek. Onderzoek naar de toestand van het zeedek wordt door de sloop niet gefrustreerd, omdat in 2017 alleen het noordelijk deel van het dek wordt gesloopt, het zuidelijk deel is pas in 2018 aan de beurt en EMSM heeft vrije toegang tot het complex om alle gewenst technisch onderzoek te doen uitvoeren. Een spoedeisend belang bij stopzetting van de herstelwerkzaamheden ontbreekt derhalve.
De ondeugdelijkheid van het door EMSM geconstrueerde zeedek is komen vast te staan door onderzoek door gerenommeerde experts; de gebreken betreffen met name de samenstelling van het beton en een onvoldoende dekkingsgraad. Herstel is door de experts begroot op ruim US$ 285.000,- inclusief ABB en door een aannemer op ruim US$ 269.300,- excl. ABB.

De beoordeling van het geschil

1.
De opheffing van een beslag wordt volgens artikel 705 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
2.
Getoetst aan deze norm is de vordering tot opheffing niet toewijsbaar. De stellingen van EMSM zien op de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht en het onnodige van het beslag. Om met dat laatste te beginnen: EMSM heeft toegelicht dat de beslaglegging van misbruik van recht getuigt, omdat de eveneens beslagen drie appartementen in het complex die EMSM in eigendom heeft alleen al een waarde van tenminste US$ 850.000,- vertegenwoordigen Nog ervan afgezien dat de appartementen niet onder beslag liggen voor de vordering ter zake de constructieve gebreken aan het zeedek, heeft VVE de executiewaarde van deze appartementen op een veel lager bedrag begroot, te weten US$ 280.000,-. Tegenover die begrote waarde heeft EMSM geen enkele onderbouwing gegeven van de door haar gestelde waarde.
3.
EMSM heeft de ondeugdelijkheid van de vordering van VVE om te beginnen onderbouwd met een beroep op artikel 7A:1621 BW. Aan dat artikel kan echter niet de uitleg worden gegeven die EMSM heeft bepleit. Het ingeroepen artikel is (in gewijzigde spelling) identiek aan artikel 1645 Burgerlijk Wetboek (oud), dat in literatuur en rechtspraak als een bewijsregel is uitgelegd, en dus niet als een verjaringsbepaling in de door EMSM bepleite zin. Voor zover in de stellingen van EMSM een (algemeen) beroep op verjaring zou moeten worden gelezen, gaat dat prima vista niet op omdat nog geen vijf jaren na de ontdekking van de constructieve gebreken aan het zeedek zijn verstreken.
4.
De volgende vraag is of de vordering bij summierlijke beoordeling iedere grond mist. Ook dat is niet het geval. EMSM dingt af op de technische onderzoeken van onder meer Bureau Streefkerk door verklaringen over te leggen van onder meer [aannemer], die kennelijk bij de bouw betrokken is geweest, H.J.M. Peelen, bouwkundig ingenieur, en de voormalig beheerder van het complex. Uit hun verklaringen kan niet summierlijk volgen dat de vordering van VVE ondeugdelijk is. Door VVE overgelegde foto’s vormen anderzijds een ondersteuning van haar stelling dat het zeedek aan afbrokkeling onderhevig is. Dat geen gevaar voor instorting bestaat, zoals Peelen beschrijft, is onvoldoende ter onderbouwing van de ondeugdelijkheid van de vordering van VVE.
5.
Dat brengt het Gerecht op het onderzoek naar de technische staat van het zeedek. Er is geen redelijke belang bij stopzetting van de “afbraakwerkzaamheden”. Ten eerste blijkt uit het dossier dat er fotodocumentatie beschikbaar is; ten tweede zijn ook delen van het afgebrokkelde beton met daarin (restanten van) wapening veilig gesteld voor onderzoek; ten derde heeft EMSM niet weersproken dat onderzoek aan de in 2018 te slopen zuidzijde van het zeedek nog kan plaatsvinden; ten vierde heeft VVE met zoveel woorden uitgesproken dat EMSM-experts welkom zijn om (verder) technisch onderzoek te verrichten.
De vordering beoogt een verbod tot het uitvoeren van verdere sloop, tot het moment dat een (gerechtelijk) deskundigenbericht is uitgebracht. Echter, tot op heden heeft EMSM geen verzoek op grond van artikel 176 Rv. gedaan. De bodemprocedure is nog niet in de fase dat mogelijk een deskundigenonderzoek zal worden gelast.
6.
Bij deze stand van zaken moet de conclusie zijn dat van het onnodige van het beslag en van een summierlijk gebleken ondeugdelijkheid van de vordering geen sprake is. Andere in artikel 705 Rv. genoemde gronden voor toewijzing voor de vordering tot opheffing van het beslag zijn niet aangevoerd. Voor een bevel strekkende tot stopzetting van de sloopwerkzaamheden bestaat geen aanleiding.
7.
De gevorderde voorzieningen zullen dus worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal EMSM in de kosten van dit geding worden veroordeeld.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de gevorderde voorzieningen in alle onderdelen af;
Veroordeelt EMSM in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van VVE begroot op US$ 838,- voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.