ECLI:NL:OGAACMB:2017:126

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 04 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot cruisegebied en onrechtmatige hinder door taxichauffeurs op Bonaire

In deze zaak, die op 13 april 2017 door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, staat de toegang tot het cruisegebied op Bonaire centraal. Eiseres, houdster van een taxivergunning, heeft een kort geding aangespannen tegen meerdere gedaagden, waaronder de Tourism Corporation Bonaire N.V. (TCB) en enkele taxichauffeurs, omdat haar de toegang tot het cruisegebied werd ontzegd. Eiseres stelt dat deze ontzegging onrechtmatig is, aangezien er geen wettelijke grondslag voor het toegangsbeleid van TCB bestaat. De gedaagden hebben betwist dat eiseres de toegang tot het cruisegebied is ontzegd, maar tijdens de zitting erkende TCB dat eiseres op verschillende dagen is tegengehouden. Het Gerecht oordeelt dat het cruisegebied een openbaar gebied is en dat TCB geen bevoegdheid heeft om eiseres de toegang te ontzeggen. Het Gerecht beveelt TCB en de andere gedaagden om eiseres ongehinderde toegang te verlenen en kent haar een voorschot op schadevergoeding toe. De vordering van eiseres om gedaagden in het algemeen te verbieden haar te hinderen in haar werkzaamheden wordt afgewezen, omdat deze te onbepaald is. Het vonnis concludeert met een veroordeling van de gedaagden in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: KG 04 van 2017
Datum uitspraak: 13 april 2017

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

[eiseres],

wonende te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.F. van Toll,
tegen
1. de naamloze vennootschap
Tourism Corporation Bonaire N.V.,
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
5.
[gedaagde sub 5],
allen wonende/gevestigd te Bonaire,
gedaagden,
gemachtigde van de gedaagden 1 en 2: mr. M.M.A. Domingo-van Lieshout;
gedaagde sub 4 procederend in persoon;
gedaagden sub 3 en 5 niet verschenen.

De procedure

Eiseres heeft op 1 februari 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Mr. Domingo-van Lieshout heeft op 7 februari 2017 producties ingediend.
De behandeling van het kort geding heeft op 8 februari 2017 plaatsgevonden, waarbij gedaagde sub 1 (verder: TCB), gedaagde sub 2 en gedaagde sub 4 zijn verschenen. Tegen de niet verschenen gedaagden sub 3 en sub 5 is verstek verleend. Bij die behandeling heeft [eiseres] een akte aanvulling eis genomen. De zaak is ter zitting voor onbepaalde tijd aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil onderling te bespreken en op te lossen, waartoe aan [gedaagde sub 2] is verzocht het voortouw te nemen. Een oplossing is niet bereikt.
Nadien zijn nog de volgende stukken gewisseld:
- een akte van [eiseres] (22 februari 2017);
- een akte van TCB en [gedaagde sub 2] (22 februari 2017);
- een akte van TCB en [gedaagde sub 2] (29 maart 2017);
- een contra-akte van [eiseres] (29 maart 2017).
Vonnis is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. eiseres] is -kort gezegd- houdster van een taxivergunning (“rijvergunning”) voor taxi 36 op Bonaire.
2. TCB heeft bij het bezoek van cruiseschepen aan Bonaire een coördinerende rol tussen personen, organisaties en instanties die bij dat bezoek betrokken zijn.
3. Op 26 maart 2009 is de vereniging Taxi Association Bonaire (TAB) opgericht, die sedert 2014 inactief is. [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hebben zich in 2016 opgeworpen als vertegenwoordigers van de Bonairiaanse taxichauffeurs en noemen zich “Komishon di TAB”.
4. Op 13 december 2016 heeft [eiseres] uit frustratie en boosheid als gevolg van door haar ervaren tegenwerking vanuit de taxiwereld van Bonaire aan [gedaagde sub 2] een brief geschreven waarin zij aankondigt zelfmoord te zullen plegen.
5. Op 28 december 2016 heeft de waarnemend gezaghebber van Bonaire de taxivergunning van [eiseres] ingetrokken. Op 11 januari 2017 is die intrekking door de gezaghebber ongedaan gemaakt.
6. TCB bepaalt wie op “cruisedagen” toegang heeft tot een op die dagen voor het openbaar verkeer (met hekken en een slagboom afgesloten) niet vrij toegankelijk gebied nabij de afmeerplaatsen van de cruiseschepen. Het Eilandgebied Bonaire gedoogt die situatie. Bij die toegang verlening werkt TCB in samenspraak met [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5].
7. Op 11 januari 2017 heeft de gemachtigde van [eiseres] TCB t.a.v. [gedaagde sub 2] gesommeerd om [eiseres] door te laten tot de cruiseschepen. TCB heeft niet gereageerd. Dergelijke sommaties gingen op 22 januari 2017 ook uit naar [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4].
8. Laatstgenoemden en [gedaagde sub 5] hebben op 22 januari 2017 geantwoord -samengevat- dat [eiseres] zich niet wenst te voegen naar de wensen van de Komishon di TAB en dat het geduld met haar op is.

De standpunten van partijen

9. De vordering van [eiseres], zoals gewijzigd, luidt:
1) gedaagden te bevelen [eiseres] ongehinderde toegang te verlenen naar de cruiseschepen, en in het algemeen gedaagden te verbieden [eiseres] op enigerlei wijze en op enigerlei plaats (waaronder ook Sorobon) in de uitvoering van haar werkzaamheden te hinderen en/of deze te belemmeren, althans een maatregel te treffen die het Gerecht juist acht, zulks op verbeurte aan [eiseres] van een direct opeisbare dwangsom van US$ 1.000,- per keer dat gedaagden in gebreke mochten blijven aan dit verbod te voldoen;
2) gedaagden hoofdelijk te veroordelen tegen behoorlijk bewijs aan kwijting aan eiseres bij wege van voorschot op de door gedaagden aan eiseres verschuldigde bedragen ter zake van schadevergoeding uit onrechtmatige daad te betalen US$ 2.612,50, vermeerderd met US$ 361,25 voor elke dag dat er een cruiseschip binnen ligt, althans een bedrag dat het Gerecht juist acht;
3) [gedaagde sub 3] te gebieden zich te onthouden van acties om [eiseres] klandizie te ontnemen en haar verbaal en fysiek lastig te vallen, zulks op verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van US$ 500,- per keer, dat [gedaagde sub 3] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
4) (het Gerecht leest:) gedaagden in de kosten van dit geding te veroordelen, die van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen.
10. Kort gezegd voert [eiseres] aan, dat Balentien, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] tegen haar een offensief zijn begonnen omdat zij opmerkingen heeft op de bevoegdheid van de Komishon di Tab om voorwaarden te stellen aan de taxichauffeurs. Volgens [gedaagde sub 2] moeten de chauffeurs lid zijn van de TAB, maar die voorwaarde maakt geen deel uit van de regels waaraan de taxichauffeurs zich hebben te houden. Bovendien is [eiseres] gewoon lid. Haar wordt de toegang tot de cruiseschepen onthouden doordat TCB de slagboom voor haar gesloten houdt. Het handelen van gedaagden jegens [eiseres] is onrechtmatig en levert haar schade op. Haar inkomen, dat met name in het cruiseseizoen verdiend moet worden, is in gevaar.
11. TCB en [gedaagde sub 2] hebben het spoedeisend belang van [eiseres] betwist, omdat zij haar de toegang niet hebben belet. Kort samengevat hebben zij voorts aangevoerd dat de regelgeving met betrekking tot de gang van zaken rond de cruiseschepen sterk te wensen overlaat. TCB heeft de taxichauffeurs verzocht zich te verenigen om een centraal aanspreekpunt te hebben voor overleg met de sector. TCB ziet de Komishon di TAB als de vertegenwoordiger van de chauffeurs, omdat zij de steun heeft van het merendeel van hen. [eiseres] is op 16 augustus 2016 bij de vergadering van taxichauffeurs geweest, waarin die vertegenwoordigende rol is besproken.
Bij de gebrekkige regelgeving is TCB afhankelijk van de welwillendheid van partijen om zich aan de Genetal Rules Cruise Season 2016-2017 te houden. TCB verlangt dat alle chauffeurs geassocieerd zijn met TAB. [eiseres] heeft aangegeven dat zij geen lid daarvan is. TCB en [gedaagde sub 2] erkennen dat er onduidelijkheid is over de benamingen TAB en Komishon di TAB. Zij betwisten dat [eiseres] omzetverlies heeft geleden omdat zij, met uitzondering van de periode dat haar vergunning was ingetrokken, als taxichauffeur steeds actief is geweest. Ook de schadeberekening wordt betwist. TCB en [gedaagde sub 2] concluderen tot de niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in de tegen hen ingestelde vorderingen, dan wel afwijzing daarvan, kosten rechtens.
12. [ gedaagde sub 4] heeft als verweer gevoerd dat [eiseres] zich niet houdt aan de eisen die de Komishon di TAB stelt, onder meer op het gebied van de kledingvergoeding, en, zo begrijpt het Gerecht, geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiseres].

De beoordeling van het geschil

13. Het spoedeisend belang van [eiseres] bestaat erin dat zij stelt door het handelen van gedaagden van het inkomen waarvan zij voor haar levensonderhoud afhankelijk is te worden beroofd.
14. [ eiseres] heeft niet gesteld dat [gedaagde sub 2] anders dan als directeur van TCB bij het geschil betrokken is. De stellingen van [eiseres] schieten tekort om hem een ernstig persoonlijk verwijt te maken, dat vereist is voor zijn aansprakelijkheid als bestuurder. De vordering jegens [gedaagde sub 2] zal worden afgewezen.
15. TCB heeft aanvankelijk betwist [eiseres] de toegang tot het cruisegebied te hebben belemmerd. Die betwisting houdt geen stand. Ter zitting heeft TCB erkend dat [eiseres] op diverse dagen is tegengehouden en tevens dat een medewerker van TCB de slagboom bij het cruisegebied bedient. Dat is gebeurd in samenspraak met het driemanschap [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]. Daarmee is TCB mede-verantwoordelijk voor het toegangsbeleid, waaronder het weigeren van de toegang aan [eiseres].
16. Partijen zijn het er over eens dat iedere wettelijke grondslag voor dit toegangsbeleid ontbreekt. Het cruisegebied is een openbaar gebied, dat behoudens publiekrechtelijke uitzonderingen vrij toegankelijk is. De bevoegdheid die TCB zich kennelijk heeft aangemeten heeft dus geen wettelijke basis. Dit houdt in dat TCB niet bevoegd is [eiseres] de toegang te ontzeggen. In zoverre is het beletten van de toegang aan [eiseres] onrechtmatig en is het door haar gevraagde verbod toewijsbaar. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd.
De vordering om gedaagden in het algemeen te verbieden [eiseres] op enigerlei wijze en op enigerlei plaats in de uitvoering van haar werkzaamheden te hinderen en/of te belemmeren is (veel) te onbepaald en zal daarom worden afgewezen.
17. Dat TCB niet met alle afzonderlijke taxichauffeurs in gesprek wil is begrijpelijk is. Dat [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zich, bij het niet meer functioneren of disfunctioneren van TAB, het belang van de beroepsgroep taxichauffeurs hebben aangetrokken en hebben getracht als gesprekspartner van TCB op te treden, is op zichzelf te waarderen. Ook [eiseres] is gebaat bij een ordelijk verloop van de taxidiensten. Echter, hun bevoegdheid in de losse structuur van de Komishon di TAB gaat niet zover dat zij [eiseres] kunnen beletten haar werk uit te oefenen; dat zou neerkomen op het opleggen van een partieel beroepsverbod. Er is aldus geen basis voor het treffen van sancties die leiden tot uitsluiting van [eiseres]. Dat [eiseres] op 16 augustus 2016 aanwezig was bij de bijeenkomst van de Komishon di TAB doet daaraan niet af. Het [eiseres] beletten van de toegang tot het cruisegebied is daarom onrechtmatig jegens [eiseres]. Het gevorderde verbod jegens [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] is daarom toewijsbaar, eveneens met beperking en maximering van de dwangsom..
18. Bij gebrek aan betwisting staat vast dat [gedaagde sub 3] [eiseres] heeft geslagen en gemept. Omdat dit voorval blijkens de aangifte van [eiseres] zich op 29 januari 2013 heeft afgespeeld, ruim vier jaar geleden, ziet het Gerecht geen aanleiding voor toewijzing van het onder 3) gevorderde.
19. [ eiseres] heeft een voorschot op een schadevergoeding gevorderd. De schadeberekening is door TCB en [gedaagde sub 2] betwist. Die betwisting neemt niet weg dat het alleszins aannemelijk is dat [eiseres] door de onterecht belette toegang tot het cruisegebied enige schade heeft geleden. Vaststaat immers, dat zich daar de voor de chauffeurs meest lucratieve taxistandplaatsen bevinden. Of de schade zo groot is als gevorderd is echter niet te bepalen, omdat onvoldoende is weersproken dat [eiseres] op de dagen van het verhinderen van de toegang vanuit andere opstapplaatsen taxiritten heeft verzorgd. Het Gerecht ziet hierin aanleiding de schade slechts toe te wijzen tot een voorschot van US$ 1.000,-.
20. Omdat TCB, [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] op het hoofdpunt van het geschil in het ongelijk zijn gesteld, zal het Gerecht hen in de kosten van het geding veroordelen. Het Gerecht ziet aanleiding de kosten gevallen in het geschil voor zover dat [eiseres] en [gedaagde sub 2] betreft te compenseren als na te melden.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Beveelt TCB, [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] om [eiseres] ongehinderde toegang te verlenen tot de cruisescheppen, zulks op verbeurte aan [eiseres] van een direct opeisbare dwangsom van US$ 500,- per keer dat zij in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen, met dien verstande dat aan dwangsommen ten hoogste US$ 5.000,- zal worden verbeurd.
Veroordeelt TCB, [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] bij wijze van voorschot ter zake van schadevergoeding te betalen US$ 1.000,-.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af.
Veroordeelt TCB, Balentien, [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] in de proceskosten, voor zover deze betreffen het geding tussen [eiseres] en hen, tot op heden aan de zijde van [eiseres] gevallen bepaald op US$ 251,- voor griffierecht, op US$ 440,96 aan exploitkosten en US$ 838,- aan salaris van de gemachtigde.
Compenseert de proceskosten, voor zover deze betreffen het geding tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] in die zin dat elk van hen belast blijft met de aan de eigen zijde gevallen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.