ECLI:NL:OGAACMB:2017:107

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
AUA201700032 en AUA201700152
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsontzegging aan ambtenaar en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de toegangsontzegging die haar door de Gouverneur van Aruba was opgelegd. De toegangsontzegging, die op 27 december 2016 werd gegeven, werd later verlengd op 3 februari 2017. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissingen, stellende dat ze gebaseerd zijn op onjuiste feiten en in strijd zijn met de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (LMA) en beginselen van behoorlijk bestuur. De verweerder, de Gouverneur, heeft aangevoerd dat klaagster geen procesbelang meer heeft, omdat de toegangsontzegging op 7 maart 2017 is verlopen. Tijdens de zitting op 18 september 2017 heeft klaagster betoogd dat de bestreden beschikkingen een diffamerende werking hebben, maar het gerecht oordeelt dat er geen sprake is van procesbelang, aangezien het resultaat van het bezwaar niet meer kan worden bereikt. Het gerecht verklaart de bezwaren van klaagster niet-ontvankelijk, omdat het louter formele of principiële belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 30 oktober 2017.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 30 oktober 2017
AUA201700032 en AUA201700152
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[klaagster],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde mr. R.P. Lee,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van de Minister van Justitie van 27 december 2016 is klaagster de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van de Dienst Brandweer ontzegd.
Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift op 24 januari 2017 bij de griffie van dit gerecht.
Bij brief van de Minister van Justitie met als dagtekening 3 februari 2016 is voornoemde toegangsontzegging met 6 weken verlengd.
Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift op 2 maart 2017 bij de griffie van dit gerecht.
Verweerder heeft op 10 mei 2017 twee contra-memories ingediend.
De zaken zijn behandeld ter zitting van 18 september 2017, alwaar zijn verschenen, klaagster in persoon bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd. Deze behoren tot de gedingstukken.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 48 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) kan aan een ambtenaar door of namens de betrokken minister de toegang tot de dienstlokalen, dienstgebouwen of het werk, dan wel het verblijf aldaar, worden ontzegd.
2.2
Klaagster is door het bevoegd gezag bij brief van 27 december 2016 de toegang tot de Dienst Brandweer ontzegd. De toegangsontzegging is daarna bij brief met als dagtekening 3 februari 2016 verlengd. Het gerecht merkt hierbij op dat de vermelding van de dagtekening van ‘3 februari 2016’ gelet op de afdruk van het datumstempel van 6 februari 2017 op dezelfde brief, kennelijk onjuist is. De dagtekening moet zijn ‘3 februari 2017’. Anders dan klaagster heeft betoogd brengt dit niet met zich mee dat deze beschikking nietig dan wel vernietigbaar is. Voormelde brieven worden hierna tezamen aangeduid als de bestreden beschikkingen.
2.3
Klaagster stelt dat de bestreden beschikkingen niet in stand kunnen blijven. Zij voert daartoe – kort samengevat – aan dat de bestreden beschikkingen gebaseerd zijn op onjuiste feiten, assumpties en conclusies. Volgens klaagster zijn de bestreden beschikkingen genomen in strijd zijn met de LMA en met meerdere beginselen van behoorlijk bestuur waaronder het verbod op détournement de pouvoir, motiverings-, zorgvuldigheids-, evenredigheidsbeginsel en het beginsel van fair-play.
2.4
Verweerder stelt dat de bestreden beschikkingen terecht zijn genomen. Voorts voert hij aan dat klaagster bij Landsbesluit van 4 april 2017 in verband met een disciplinair onderzoek met toepassing van artikel 87 sub c LMA is geschorst en dat zij daarom geen belang meer heeft bij deze procedure.
2.5
Het gerecht oordeelt als volgt. Bij brief van 3 februari 2017 is de toegangsontzegging van klaagster verlengd met 6 weken. Dit houdt in dat de toegangsontzegging na verloop van deze termijn, op 7 maart 2017 is uitgewerkt. Daarmee is het procesbelang van klaagster bij de onderhavige bezwaren komen te vervallen. Klaagster heeft ter zitting betoogd dat zij wel degelijk procesbelang heeft omdat, naar het gerecht begrijpt, van de bestreden beschikkingen een diffamerende werking uitgaat. Dit betoog treft geen doel. Immers van een processueel belang is pas sprake indien het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het maken van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor die indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang, zoals door klaagster wordt gesteld, is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Voorts kan niet worden gezegd dat van de enkele ordemaatregel van toegangsontzegging een diffamerende werking uitgaat.
2.6
Dit betekent dat de bezwaren niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 30 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.
De rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).