ECLI:NL:OGAACMB:2017:10

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 1481 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bevordering ambtenaar naar rang hoofdcommies op basis van functiewaardering en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen de weigering van de Gouverneur van Aruba om hem met ingang van 1 oktober 2009 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10). Klager stelt dat de weigering niet duidelijk is gemotiveerd, dat hij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van een collega, en dat de beslissing willekeurig is. De zaak is behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, waar klager in persoon verscheen en de Gouverneur zich liet vertegenwoordigen door mr. J.O. Senchi.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat klager op 12 augustus 2011 bezwaar heeft gemaakt tegen een eerder Landsbesluit van 15 juli 2011, waarin hij was bevorderd naar schaal 9. De Minister van Volksgezondheid heeft in een brief van 29 april 2016 aangegeven dat klager niet naar schaal 10 is bevorderd omdat zijn functie dat niveau niet bereikt. Het Gerecht oordeelt dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, ondanks dat het bezwaarschrift aanvankelijk niet bij het juiste orgaan was ingediend.

De rechter heeft overwogen dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het Gerecht heeft de functiewaardering van klager beoordeeld en vastgesteld dat de functie van Chef Sport voor Allen maximaal gewaardeerd is op schaal 9. Klager kan daarom niet verder worden bevorderd. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de bevordering van de collega van klager berustte op een fout die niet herhaald hoeft te worden. Uiteindelijk heeft het Gerecht het bezwaar van klager ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2017
GAZA nr. 1481 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
procederende in persoon,
gericht tegen:
De Gouverneur van Aruba,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 7 april 2010 heeft het (voormalige) Hoofd van Dienst van IDEFRE voorgesteld om klager te bevorderen naar schalen 9 en 10 met ingang van 1 oktober 2007 respectievelijk 1 oktober 2009.
Bij Landsbesluit van 15 juli 2011 no. 7, is klager met ingang van 1 oktober 2007 bevorderd naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9). Bij dat Landsbesluit is overwogen dat de functie van Chef Sport voor Allen indicatief gewaardeerd is op het niveau van schaal 9.
Tegen dit Landsbesluit heeft klager op 12 augustus 2011 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij de Minister van Volksgezondheid en Sport.
Bij brief van 29 april 2016 heeft de Minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport (hierna: de minister) klager “in antwoord op zijn bezwaarschrift van 12 augustus 2011” onder meer bericht dat hij niet naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) is bevorderd, daar zijn functie het niveau van schaal 10 niet bereikt.
Tegen deze brief heeft klager op 22 juni 2016 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 15 augustus 2016 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 31 oktober 2016, alwaar klager in persoon is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Artikel 3 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna LA) bepaalt dat in eerste aanleg bij uitsluiting het gerecht in ambtenarenzaken oordeelt over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken. Ingevolge artikel 41, eerste lid van de LA wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is. Blijkens artikel 43, eerste lid van de LA wordt het bezwaar ingebracht door het inzenden van een bezwaarschrift aan het gerecht.
2.2
De beslissing van verweerder is van 15 juli 2011. Klager heeft op 12 augustus 2011 -dus tijdig- daartegen bezwaar aangetekend, maar het bezwaarschrift bij de minister in plaats van bij dit gerecht ingediend. Uit artikel 3 in samenhang met artikel 43, eerste lid van de LA volgt dat de minister niet bevoegd is om over het bezwaarschrift te oordelen. De minister had op grond van de doorzendplicht het bezwaarschrift van 12 augustus 2011 zo spoedig mogelijk moeten doorzenden naar het gerecht. Dat de minister deze verplichting niet is nagekomen, en pas bij de contramemorie van verweerder op 15 augustus 2016 (een kopie van) het bezwaarschrift van klager naar het gerecht heeft gezonden, komt niet voor risico van klager. Klager is dus ontvankelijk in zijn bezwaar.
2.3
Als de bestreden beslissing zal het gerecht aanmerken het Landsbesluit van 15 juli 2011, waartegen klager op 12 augustus 2011 bezwaar heeft gemaakt. Het gerecht zal de brief van 29 april 2016 van de minister daarom aanmerken als een nadere motivering van de bestreden beslissing en het geschrift van klager, dat hij op 22 juni 2016 bij het gerecht heeft ingediend, als een nadere onderbouwing van zijn bezwaar.
2.4
Klager kan zich niet verenigen met de weigering hem met ingang van 1 oktober 2009te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) en stelt zich daarbij - kort samengevat - op het standpunt dat de weigering niet duidelijk is gemotiveerd, dat hij vergeleken met een collega, de heer X, ongelijk wordt behandeld, en dat de bestreden beschikking op willekeur is gebaseerd.
2.5
Aan zijn weigering klager te bevorderen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de functie van Chef Sport voor Allen bij het Instituut voor Sport, Lichamelijke Opvoeding en Recreatie (IDEFRE), zoals beschreven in het functie-inventarisatieformulier van 4 oktober 2010, maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 9.
2.6
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd klager te bevorderen naar schaal 10.
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.7
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering tot de rang van hoofdcommies (schaal 10) geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dat niveau rechtvaardigt.
2.8
Uit de door verweerder overgelegde stukken kan worden afgeleid dat de functie Chef Sport voor Allen bij zowel IDEFRE als inmiddels IBISA maximaal het niveau van schaal 9 bereikt. Niet in geschil is dat de onderhavige functiewaardering is gedaan aan de hand van het mede door klager ondertekende functie-inventarisatieformulier (hierna: fif) van 4 oktober 2010.
2.9
Voor zover klagers bezwaar zich richt tegen de functiewaardering, overweegt het gerecht dat volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de LA, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld. Overigens heeft het gerecht geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder de afwijzing van de bevordering van klager naar schaal 10 in redelijkheid niet heeft kunnen baseren op deze functiewaardering.
2.1
Nu de functie, die klager bekleedt, is gewaardeerd op maximaal het niveau van schaal 9 en klager dit niveau reeds heeft bereikt, kan hij niet verder worden bevorderd.
Gelet hierop en op hetgeen hierboven is overwogen is het gerecht van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat het voorstel van het Hoofd van Dienst (van voormalig IDEFRE) om klager te bevorderen naar schaal 10, niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.11
Wat betreft het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel, overweegt het gerecht dat uit de door verweerder overgelegde stukken kan worden afgeleid dat de heer X is bevorderd naar schaal 10, terwijl uit de (negatieve) ambtelijke adviezen en de waardering van de door hem destijds bekleedde functie blijkt dat die functie dat niveau niet bereikte. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat deze bevordering berust op een fout, die niet hoeft te worden herhaald.
Dit verweer slaagt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het gelijkheidsbeginsel niet zo ver dat een ten aanzien van de ene ambtenaar gemaakte fout ten aanzien van een andere ambtenaar herhaald zou moeten worden.
2.12
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 6 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).