ECLI:NL:OGAACMB:2016:79

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
GAZA nr. 3030 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in disciplinaire ontslagzaak van ambtenaar met schorsing van het besluit

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 december 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van een ambtenaar om een voorlopige voorziening te treffen in verband met een disciplinaire ontslag. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Gouverneur van Aruba, dat op 1 november 2016 was genomen, waarbij de disciplinaire straf van ontslag ten uitvoer werd gelegd. De verzoeker had eerder, op 18 februari 2015, voorwaardelijk strafontslag gekregen met een proeftijd van twee jaar, vanwege werkverzuim en bedreiging van een leidinggevende. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend op 9 december 2016, en de behandeling vond plaats op 21 december 2016.

De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak, een ambtenaar een beslissing bij voorraad kan vragen ter voorkoming van onevenredig nadeel. De rechter benadrukte dat het besluit tot uitvoering van het strafontslag met zorgvuldigheid tot stand moet komen. De verzoeker had zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, onder andere door een incident tijdens een voetbalwedstrijd waarbij hij de scheidsrechter fysiek had benaderd.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de kans groot was dat het besluit van 1 november 2016 in de bodemzaak zou worden vernietigd, en schorste daarom het bestreden besluit. Tevens werd gelast dat de uitbetaling van de ambtelijke bezoldiging aan de verzoeker werd hervat en dat hij weder te werk gesteld moest worden totdat het besluit onherroepelijk was geworden. De uitspraak werd gedaan in raadkamer, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 22 december 2016
GAZA nr. 3030 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
Verzoeker,
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
in persoon,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 november 2016 heeft verweerder besloten met ingang die datum de disciplinaire straf van ontslag ten uitvoer te leggen en te bepalen dat deze straf onmiddellijk ten uitvoer gelegd wordt. Voor zover nodig is verzoeker met ingang van 1 november 2016 eervol ontslag verleend.
Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt, door indiening bij dit gerecht van een bezwaarschrift op 6 december 2016.
Tevens heeft verzoeker op 9 december 2016 ingediend verzoekschrift gevraagd om een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 La.
Het verzoekschrift is op 21 december 2016 behandeld in raadkamer, waar verzoeker in persoon en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de rechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
In deze zaak staat vast dat verzoeker bij besluit van 18 februari 2015 voorwaardelijk strafontslag heeft gekregen met een proeftijd van twee jaar. Verweerder is tot die ontslagverlening overgegaan omdat verzoeker - kort gezegd – zich meermaals aan werkverzuim schuldig had gemaakt en meermaals een leidinggevende bedreigen zodat hij zich aan plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Lma had schuldig gemaakt. Het besluit heeft formele rechtskracht.
2.4
De voorzieningenrechter stelt voorop, dat ook het besluit tot uitvoering van een (voorheen voorwaardelijk) strafontslag met voldoende zorgvuldigheid tot stand moet komen en in redelijkheid moet kunnen zijn genomen.
2.5
Verweerder is bij het nu bestreden besluit tot uitvoering van het disciplinaire ontslag overgegaan naar aanleiding van een incident tijdens een voetbalwedstrijd. Samengevat overweegt verweerder in dat verband, dat verzoeker de scheidsrechter “minder zedelijke taal toeriep”, hij niet voldeed aan het herhaald verzoek van de scheidsrechter om het voetbalveld te verlaten en de scheidsrechter aan zijn schouder raakte een tegen diens kin duwde waarna deze op de grond viel en met zijn hoofd tegen de grond sloeg. De scheidsrechter is daarop door de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Verweerder concludeert op grond daarvan dat verzoeker geen lering heeft getrokken uit het voorwaardelijke ontslag, de gedragingen van verzoeker op 19 februari 2016 bijzonder ernstig zijn en worden aangemerkt als in hoge mate onachtzaam en onverantwoordelijk. Verzoeker heeft niet gehandeld als een goed ambtenaar betaamt (artikel 47 Lma) en zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim (artikel 82 Lma) terwijl het niet de eerste keer is dat verzoeker zich onverantwoordelijk gedraagt.
2.6
Uit de behandeling ter zitting blijkt dat verweerder de bijzondere ernst van de gedragingen van verzoeker mede afleidt uit het feit dat de scheidsrechter “zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen”, deze naar het ziekenhuis is vervoerd en verzoeker is aangehouden door de politie.
2.7
Dat de scheidrechter ten gevolge van het incident zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen blijkt onvoldoende. Dat de scheidsrechter na het incident met de ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd brengt op zichzelf niet mee dat dus sprake is van ernstig lichamelijk letsel. Over de medische toestand van de scheidsrechter heeft verweerder ter zitting geen enkele mededeling kunnen doen. Waar verweerder zijn besluit onderbouwt door verwijzing naar persberichten is dat onvoldoende. Tekenend in dit verband is dat door de scheidsrechter – voor zover bekend – geen aangifte tegen verzoeker is gedaan. Dat verzoeker is aangehouden is ook niet gebleken. Volgens verzoeker is hij door de politie meegenomen naar het bureau voor het afleggen van een verklaring. Daaruit blijkt niet dat verzoeker is aangehouden, waarbij de voorzieningenrechter opmerkt dat het gebruik van het woord “aanhouden” door de politie impliceert, dat sprake is geweest van aanhouding in strafrechtelijke zin. Niet gebleken is verder dat verweerder onderzoek heeft gedaan naar de diepere achtergrond van het incident dat, volgens verzoeker, zijn oorzaak heeft in de familiale sfeer (de scheidsrechter is de broer van verzoeker).
2.8
Gegeven de ernst van de gevolgen van een strafontslag is de voorzieningenrechter van oordeel dat de kans dat in de bodemzaak het besluit van 1 november 2016 vernietigd wordt zodanig groot is dat ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar schorsing daarvan gerechtvaardigd is. Dat is niet anders voor het subsidiair aangezegde eervolle ontslag.
Voor toewijzing van het verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening de formele aanstelling van verzoeker te wijzigen is geen grondslag. Daarover is immers in het bestreden besluit niets beslist.
2.9
Het verzoek zal worden toegestaan met dien verstande dat het besluit bij wijze van voorlopige voorziening niet kan worden vernietigd maar alleen geschorst. De voorzieningenrechter zal het verzoek als zodanig opvatten. Verweerder heeft dat kennelijk ook zo gedaan.
2.1
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat in voorzieningenprocedure als de onderhavige geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad toe;
schorst het bestreden besluit;
gelast dat de uitbetaling aan verzoeker van zijn ambtelijke bezoldiging, behorende bij zijn aanstelling, met ingang van 1 november 2016 wordt hervat en voortgezet, totdat het bestreden besluit onherroepelijk is geworden;
gelast verweerder om verzoeker weder te werk te stellen totdat het bestreden besluit onherroepelijk is geworden.
Deze uitspraak is gegeven in raadkamer op 22 december 2016 door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, in aanwezigheid van de griffier.