ECLI:NL:OGAACMB:2016:28

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 mei 2016
Publicatiedatum
13 juni 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 3047 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bevorderingsverzoek ambtenaar op basis van functiewaardering en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9). De afwijzing vond plaats door verweerder op 10 november 2014, waarbij klager op 8 december 2014 bezwaar maakte. De zaak werd behandeld op 3 maart 2015, waarna nadere stukken zijn overgelegd. Klager stelde dat de motivering van de afwijzing niet deugde en dat hij ongelijk was behandeld in vergelijking met een collega die wel was bevorderd.

Het gerecht overwoog dat de beslissing om klager niet te bevorderen, gebaseerd was op de waardering van zijn functie, die volgens de functiewaardering maximaal op schaal 8 was vastgesteld. Klager had zelf een functie-inventarisatieformulier ingevuld, waaruit bleek dat zijn werkzaamheden niet de waardering voor schaal 9 rechtvaardigden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat niet was aangetoond dat klager en zijn collega in gelijke gevallen verkeerden. Het gerecht concludeerde dat verweerder op goede gronden had geweigerd klager te bevorderen, en verklaarde het bezwaar ongegrond.

De uitspraak werd gedaan op 16 mei 2016, en het gerecht benadrukte dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager had geen recht op kostenvergoeding, gezien de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

Uitspraak van 16 mei 2016
GAZA nr. 3047 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
[verweerder],
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 10 november 2014 heeft verweerder het voorstel van de Directeur van het
X(hierna: [X]) van 29 augustus 2013 om klager conform zijn verzoek van 16 april 2012 te bevorderen naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9), afgewezen.
Tegen deze beslissing (hierna: de bestreden beschikking) heeft klager op 8 december 2014 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 maart 2015, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen. De zaak is hierna verwezen naar de rol voor het overleggen van nadere stukken door verweerder, hetgeen is geschied op 22 mei 2015. Klager heeft vervolgens op 28 september 2015 bij akte gereageerd op de overgelegde stukken.
Uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking waarbij zijn verzoek tot bevordering naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) met ingang van 1 mei 2009 is afgewezen, en stelt zich daarbij op het standpunt dat de gegeven motivering de beslissing niet kan dragen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zijn verzoek ziet op de periode voordat de dienst/directie [Y] [Y] is overgegaan in [X] en dat de functie van [functie] bij [X] was gewaardeerd op maximaal schaal 11, daarbij verwijzend naar een “Overzicht functies en functiewaardering [X]” van 24 september 2004. Ter zitting heeft hij een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, stellende dat zijn collega A als coördinator is bevorderd naar schaal 9.
2.2
Aan zijn weigering klager te bevorderen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de functie van [functie] bij het [X], zoals beschreven in het functie-inventarisatieformulier van 18 juni 2012, maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 8 en klager reeds ingaande 1 september 202 de maximale waardering heeft bereikt.
2.3
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd klaagster te bevorderen naar schaal 9.
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.4
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering tot de rang van commies 1ste klasse (schaal 9) geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dat niveau rechtvaardigt.
2.5
In geschil is de waardering van de functie van [functie] bij [X]. Vast staat dat klager ten tijde van zijn bevorderingsverzoek de functie bekleedde van [functie] bij [X]. Vast staat ook dat de waardering van de functies bij [X] zoals opgenomen in het door klager overgelegde overzicht van 24 september 2004, nimmer is goedgekeurd en vastgesteld. Verder staat vast dat [X] ingaande 1 juni 2012 is opgegaan in de nieuwe organisatie [X] en dat het formatierapport van [X] op 7 januari 2015 is goedgekeurd. Uit dat rapport blijkt dat de functie van [functie], die klager thans bekleedt, gewaardeerd is op maximaal schaal 7.
2.6
Het gerecht overweegt dat uit de overgelegde stukken, met name het voorstel van de Directeur [X] van 29 augustus 2013 (productie 12 bij de contramemorie) en het advies van de
Departamento Recurso Humano(DRH) van 5 februari 2014 (productie 13 bij de contramemorie) is gebleken dat klager in verband met zijn bevorderingsverzoek van 16 april 2012 een functie-inventarisatieformulier (fif) heeft ingevuld, en dat de door hem vervulde functie aan de hand van het fif is gewaardeerd op het niveau van maximaal schaal 8.
Voor zover klagers bezwaar zich richt tegen deze waardering, overweegt het gerecht dat volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de LA, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
2.7
Bij de beoordeling van het bezwaar zal het gerecht in het licht van het vorenstaande slechts beoordelen of verweerder de beslissing om klager niet te bevorderen in redelijkheid heeft kunnen baseren op de beschrijving en waardering van de functie.
2.8
Gebleken is dat het fif door klager zelf is ingevuld en ondertekend en dat zijn directe chef, A, dit heeft medeondertekend. Aangenomen dient dan ook te worden dat klager het eens is met de beschrijving van zijn werkelijk uitgevoerde werkzaamheden zoals vermeld in dat fif. Deze werkzaamheden zijn gewaardeerd op maximaal schaal 8. Het gerecht heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder de bestreden beslissing in redelijkheid niet heeft kunnen baseren op het door klager ingevulde fif en aan de hand daarvan opgestelde waardering.
2.9
Naar het oordeel van het gerecht faalt voorts het door klager gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel, dat voorschrijft dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden.
Uit de door verweerder overgelegde stukken ten aanzien van A, blijkt dat zij in april 2000 is benoemd tot [functie] te San Nicolaas en dat zij als zodanig vijf ondergeschikten had. Met ingang van 1 mei 2000 is zij vervolgens bevorderd naar schaal 9. Dat klager deze zelfde functie of een vergelijkbare leidinggevende functie uitoefende is niet gebleken. Voorts had A de functie van [functie], die niet dezelfde functie is als die van klager. Anders dan klager heeft gesteld, is dus niet gebleken dat A ten tijde van haar bevordering naar schaal 9 dezelfde functie als klager verrichtte, noch dat zij toen is bevorderd met toepassing van de niet goedgekeurde waardering van functies bij [X]. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld.
2.1
Gelet op het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat, nu de functie van klager het niveau van schaal 9 niet rechtvaardigt, verweerder op goede gronden heeft geweigerd hem naar die schaal te bevorderen. Dit leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.
2.11
Voor een kostenveroordeling is gelet op dit resultaat geen aanleiding.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 16 mei 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).