In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9). De afwijzing vond plaats door verweerder op 10 november 2014, waarbij klager op 8 december 2014 bezwaar maakte. De zaak werd behandeld op 3 maart 2015, waarna nadere stukken zijn overgelegd. Klager stelde dat de motivering van de afwijzing niet deugde en dat hij ongelijk was behandeld in vergelijking met een collega die wel was bevorderd.
Het gerecht overwoog dat de beslissing om klager niet te bevorderen, gebaseerd was op de waardering van zijn functie, die volgens de functiewaardering maximaal op schaal 8 was vastgesteld. Klager had zelf een functie-inventarisatieformulier ingevuld, waaruit bleek dat zijn werkzaamheden niet de waardering voor schaal 9 rechtvaardigden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde, omdat niet was aangetoond dat klager en zijn collega in gelijke gevallen verkeerden. Het gerecht concludeerde dat verweerder op goede gronden had geweigerd klager te bevorderen, en verklaarde het bezwaar ongegrond.
De uitspraak werd gedaan op 16 mei 2016, en het gerecht benadrukte dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager had geen recht op kostenvergoeding, gezien de uitkomst van de zaak.