ECLI:NL:OGAACMB:2016:27

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 2419 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen benoeming in vaste dienst en pensioenfonds deelname

In deze zaak heeft klaagster, wonende in Aruba, bezwaar gemaakt tegen een Landsbesluit waarbij zij met ingang van 1 januari 2015 als ambtenaar in vaste dienst is benoemd en als deelnemer in het pensioenfonds van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (Apfa) is aangesteld. Klaagster heeft op 16 oktober 2015 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, die zij op 21 september 2015 had ontvangen. De Gouverneur van Aruba, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, heeft op 4 januari 2016 een contramemorie ingediend en op 8 maart 2016 nadere stukken overgelegd. De zitting vond plaats op 14 maart 2016, waarbij alleen de verweerder aanwezig was. Klaagster was niet verschenen.

De rechter overweegt dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig heeft ingediend, omdat zij het op de juiste datum heeft ontvangen. Klaagster stelt dat zij eerder in vaste pensioengerechtigde dienst had moeten worden benoemd, en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat andere collega's eerder in vaste dienst zijn benoemd. De rechter stelt vast dat klaagster nooit heeft verzocht om een benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst en dat de relevante wetgeving op het moment van de beslissing geen dergelijke benoeming meer toestond.

Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat klaagster dit niet voldoende heeft onderbouwd. De rechter concludeert dat de gronden van klaagster niet kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden beslissing. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 23 mei 2016
GAZA nr. 2419 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 19 augustus 2015 no. 19 is klaagster met ingang van 1 januari 2015 als ambtenaar in vaste dienst benoemd en aangesteld als deelnemer in het pensioenfonds van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (hierna: Apfa).
Tegen dit Landsbesluit (hierna: de bestreden beschikking) heeft klaagster op 16 oktober 2015 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 4 januari 2016 een contramemorie ingediend en op 8 maart 2016 nadere stukken overgelegd.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 maart 2016, alwaar alleen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd is verschenen. Klaagster is hoewel goed opgeroepen, niet verschenen en heeft evenmin om uitstel gevraagd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
Klager heeft onvoldoende weersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking op 21 september 2015 heeft ontvangen. Gelet hierop heeft klaagster haar bezwaarschrift binnen de in artikel 41, derde lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend en is zij derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
2.2
Klaagster is bij Landsbesluit van 24 augustus 1998 no. 23 met ingang van 15 oktober 1997 als ambtenaar in tijdelijke dienst benoemd bij de Inspectie der Invoerrechten en accijnzen, in de rang van schrijver. Bij landsbesluit van 21 augustus 2015 no. 7 is klaagster met ingang van 1 januari 2013 bevorderd naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen.
2.3
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking waarbij zij in vaste dienst is benoemd met ingang van 1 januari 2015 en stelt zich op het standpunt dat zij bij haar bevordering per 1 januari 2013 als deelnemer in het pensioenfonds had moeten worden opgenomen. Klaagster doet voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel en voert daartoe aan dat “haar medecollega’s wel eerder dan 1 januari 2015 in vaste pensioengerechtigde dienst werden benoemd.”
2.4
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschiedt aanstelling als ambtenaar in vaste of in tijdelijke dienst.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel worden de in vaste dienst aan te stellen personen tevens als ambtenaar in de zin van de Pensioenverordening landsdienaren benoemd, tenzij zij niet voldoen aan de in gemelde pensioenverordening voor een zodanige benoeming gestelde eisen.
2.5
In dit geval staat vast dat klaagster na haar aanstelling in tijdelijke dienst pas bij de bestreden beschikking is benoemd in vaste dienst. Vast staat ook dat zij nimmer heeft verzocht om een aanstelling in vaste pensioengerechtigde dienst. Van een weigering haar eerder in vaste (pensioengerechtigde) dienst te benoemen is dan ook geen sprake.
2.6
Als gevolg van de (gefaseerde) inwerkingtreding van de Landsverordening privatisering APFA is met ingang van 1 mei 2005 artikel 5, zesde lid, van de Lma vervallen en is met ingang van 1 januari 2011 de Pensioenverordening landsdienaren ingetrokken. Hierdoor was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing benoeming ‘in vaste pensioengerechtigde dienst’ juridisch (ook niet met terugwerkende kracht) niet langer mogelijk. Voor zover klaagster heeft willen betogen dat de bestreden beslissing ten onrechte niet in een dergelijke benoeming voorziet, faalt dat betoog derhalve.
2.7
Het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel, dat voorschrijft dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden, faalt eveneens, nu zij dit beroep niet nader heeft onderbouwd terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Volgens vaste jurisprudentie dient klaagster een dergelijk beroep te onderbouwen met op zijn minst een begin van bewijs. Klaagster heeft dit niet gedaan nu zij geen namen van de mede collega’s heeft genoemd, noch heeft uiteengezet waarom zij meent dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
2.8
Nu geen van de door klaagster aangedragen gronden van haar bezwaar tot vernietiging van de bestreden beslissing kunnen leiden, is het bezwaar ongegrond.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 23 mei 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).