ECLI:NL:OGAACMB:2016:23

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 maart 2016
Publicatiedatum
30 maart 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 2016 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en schending van integriteit

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 maart 2016 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster tegen haar disciplinair ontslag. Klaagster, werkzaam bij het Hulpbestuurskantoor X, werd ontslagen op basis van ernstig plichtsverzuim. De verweerder, de Gouverneur van Aruba, had klaagster beschuldigd van het niet naleven van haar verplichtingen, wat resulteerde in financiële onregelmatigheden en het schaden van de integriteit van de organisatie. Klaagster betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij mogelijk het slachtoffer was van haar leidinggevende.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster verantwoordelijk was voor het niet afdragen van gelden die door klanten waren betaald voor utiliteitsdiensten. De Centrale Accountantsdienst had geconstateerd dat er aanzienlijke bedragen niet waren afgedragen, en klaagster had nagelaten haar taken zorgvuldig en integer uit te voeren. Het gerecht oordeelde dat klaagster niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en integriteit die aan ambtenaren worden gesteld. Gezien de ernst van de overtredingen werd het ontslag als niet onevenredig beschouwd.

Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard, en de rechter benadrukte dat de straf van ontslag gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en is een belangrijke bevestiging van de verantwoordelijkheden van ambtenaren in hun functie.

Uitspraak

Uitspraak van 21 maart 2016
GAZA nr. 2016 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[ klaagster ],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de heer J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 14 juli 2014 no. 1 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder klaagster – kort gezegd – primair disciplinair ontslagen, subsidiair eervol ontslagen met toepassing van artikel 98, eerste lid, onder f van de Lma, met ingang van de dag na dagtekening van de bestreden beschikking.
Tegen deze beschikking heeft klaagster op 28 augustus 2014 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 20 november 2014 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 30 maart 2015, alwaar klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij akte, ingediend op 20 april 2015 heeft verweerder nadere stukken overgelegd. Klaagster heeft bij contra-akte, ingediend op 18 januari 2016, op de stukken gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Verweerder heeft aan het disciplinair ontslag ten grondslag gelegd, dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim en dat klaagster met haar handelen de integriteit van het Hulpbestuurskantoor X ernstig heeft geschaad. Volgens verweerder heeft het handelen van klaagster bestaan uit het zeer onzorgvuldig, onachtzaam en onnadenkend uitoefenen van haar werkzaamheden als ..., door het niet zorgen voor het kloppen van de kassabedragen en het op tijd reageren c.q. melden omtrent de kassatekorten en het niet op een verantwoordelijke wijze achterlaten van een cheque en gelden van derden.
2.2
Klaagster kan zich niet verenigen met het haar verleende ontslag en betwist dat haar handelen, ernstig plichtsverzuim oplevert. Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat niet valt uit te sluiten dat zij het slachtoffer is geworden van haar leidinggevende en dat haar een zekere mate van naïviteit kan worden verweten, doch dat dit geen disciplinair ontslag rechtvaardigt.
2.3
Bij de beoordeling van de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
2.4.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge het derde lid van dit artikel sluit een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.
2.4.2
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i van de Lma kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
2.4.3
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 85, lid 1 van Lma, dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke uitvoering naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
De feiten
2.5
Met betrekking tot de aan het disciplinair ontslag ten grondslag liggende feiten stelt het gerecht het volgende vast.
2.5.1
Klaagster is vanaf 9 augustus 1996 benoemd tot ambtenaar en tewerkgesteld bij het Hulpbestuurskantoor X, laatstelijk in de functie van ... (…). Bij de hulpbestuurskantoren kunnen klanten hun rekeningen van de utiliteitsbedrijven (WEB NV, Elmar NV, Setar NV) betalen, waarbij de hulpbestuurskantoren fungeren als een buitenkassier. De door de hulpbestuurskantoren van klanten geïnde gelden dienen in beginsel op dezelfde dag, doch uiterlijk de volgende werkdag, op de bankrekeningen van de onderscheidenlijke utiliteitsbedrijven te worden gestort.
2.5.2
Bij het Hulpbestuurskantoor X werkten in de periode van september 2012 tot december 2012, zes personen, namelijk de chef, twee kassiers, de ... (d.i. klaagster), de schoonmaakster en de beveiliger. De werkzaamheden van de ... bestaan uit het controleren en vervolgens autoriseren van foutieve handelingen van de kassier(s), het eventueel in het systeem (Key2Betalen) of in de betalingsregistratiesystemen van de utiliteitsbedrijven corrigeren van de fouten van de kassier(s), het overnemen van het kasgeld van de kassier(s) aan het einde van de dag en tekenen van kasstaat voor deze overname, het vaststellen dat het kasgeld per kassier overeenstemt met de totaal geïnde gelden volgens de kasstaat, het per utiliteitsbedrijf vaststellen dat de geregistreerde geldontvangsten aansluiten met de geregistreerde betalingen, het per utiliteitsbedrijf verzamelen van de geldontvangsten ten behoeve van de dagelijkse stortingen bij de bank, het invullen van de bankstortingsformulieren, het storten van de gelden en het controleren van de stortingsbewijzen.
2.5.3
Bij brief van 18 december 2012 is klaagster de toegang tot – kort gezegd – het werk ontzegd, in verband met geconstateerde ongeregeldheden met gelden van derden bij het Hulpbestuurskantoor X.
2.5.4
De chef heeft in een ongedateerd rapport (kennelijk opgemaakt op 19 november 2012), vermeld dat op 4 september 2012 een kastekort is ontstaan van Afl. 5.696,25, omdat zij per ongeluk een cheque ter waarde van dat bedrag, dat klaagster op haar bureau had gelegd, heeft verscheurd, dat er hierdoor onvoldoende geld was om de dagelijkse omzet daadwerkelijk te betalen, en dat zij het tekort uit eigen zak heeft betaald. Bij brief van 21 januari 2013 heeft de Directeur van WEB NV de beleidsmedewerker van de Minister van Algemene zaken, tevens belast met de coördinatie van de hulpbestuurskantoren, bericht dat in de periode van november en december 2012 bij het Hulpbestuurskantoor X een tekort is ontstaan van Afl. 106.118,24. De beleidsmedewerker heeft op 30 januari 2013 tegen klaagster en de chef van het Hulpbestuurskantoor X aangifte van verduistering gedaan.
2.5.5
Bij Landsbesluit van 11 maart 2013 is klaagster met toepassing van artikel 87 sub c van de Lma in haar ambt geschorst. Bij brief van diezelfde datum is klaagster ter verantwoording geroepen en is zij in de gelegenheid gesteld zich te verantwoorden ter zake van de haar verweten gedragingen. Klaagster heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.5.6
De Centrale Accountantsdienst (CAD) heeft onderzoek verricht naar de vermoedelijke financiële onregelmatigheden bij het Hulpbestuurskantoor X in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2012 en daarover rapport uitgebracht op 22 augustus 2013. Uit het onderzoek is gebleken dat in genoemde periode een bedrag van Afl. 10.918,- is geïnd doch niet afgedragen aan c.q. gestort op de rekening van de Setar NV, en een bedrag van Afl. 109.088,- is geïnd doch niet afgedragen c.q. gestort op de rekening van WEB NV. Voorts is geconstateerd dat zowel de chef als de ... hun taken niet juist en niet volledig uitvoerden, omdat de administratief organisatorische en interne controle technische procedures nauwelijks tot niet werden nageleefd c.q. in acht werden genomen. De geconstateerde onregelmatigheden zijn besproken met onder andere klaagster, en haar reactie is verwerkt in het rapport. Kort gezegd komt haar reactie erop neer dat de genoemde geïnde doch niet afgedragen bedragen niet kunnen kloppen, dat de kassiers hun dagkasstaten niet wilden ondertekenen, dat er gewerkt werd op basis van vertrouwen, en dat de bank niet altijd de stortingsbewijzen afstempelde en ook fouten maakte.
De beoordeling
2.6
Het gerecht overweegt dat, gelet op hetgeen uit het onderzoek door de CAD is gebleken en de verklaringen die klaagster hierover heeft gegeven, vast is komen te staan dat klaagster in strijd met haar verplichtingen als ambtenaar in het algemeen en als ... werkzaam bij het Hulpbestuurskantoor X in het bijzonder, medeverantwoordelijk is voor het niet afdragen van gelden die door klanten in goed vertrouwen bij het Hulpbestuurskantoor X zijn betaald voor de diverse utiliteiten. Naar het oordeel van het gerecht levert dit handelen ernstig plichtsverzuim op die klaagster kan worden toegerekend. Immers, voor een ambtenaar van het niveau van klaagster moet het duidelijk zijn dat haar werkgever, het Land, groot belang heeft bij een strikte controle op contante geldstromen. Dit geldt des te meer wanneer het gelden van derden betreft. Van klaagster mocht dan ook verwacht worden dat zij haar werkzaamheden te allen tijde uiterst zorgvuldig en integer uit zou voeren. Naar het oordeel van het gerecht heeft klaagster met haar handelen haar taken als ... verzaakt. Dit had klaagster ook kunnen en moeten begrijpen.
Gelet op de ernst van de overtredingen is het gerecht van oordeel dat klaagster niet heeft voldaan aan de eisen van zorgvuldigheid en integriteit die aan ... bij de overheid moeten worden gesteld. Het gerecht is daarom van oordeel dat de straf van ontslag niet onevenredig is te achten.
2.7
Het bezwaar van klager zal ongegrond worden verklaard.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).