ECLI:NL:OGAACMB:2016:18

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2016
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 2522 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met toegangsontzegging en interne overplaatsing

In deze zaak heeft verzoeker, een ambtenaar, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met een toegangsontzegging en een tijdelijke interne overplaatsing. De toegangsontzegging was eerder opgelegd en is op 13 november 2015 opgeheven, waardoor het verzoek om schorsing van deze ontzegging werd afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat er geen onevenredig nadeel meer te voorkomen valt, aangezien de ontzegging zijn werking heeft verloren.

Wat betreft de tijdelijke interne overplaatsing, stelt de voorzieningenrechter vast dat artikel 52, lid 1 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) bepaalt dat een ambtenaar verplicht is om tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten indien nodig. De verweerder heeft voldoende argumenten aangedragen voor de beslissing om verzoeker tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen, terwijl verzoeker niet voldoende feiten heeft aangedragen die zouden wijzen op onevenredig nadeel door deze overplaatsing.

De rechter concludeert dat er onder de gegeven omstandigheden geen grond is voor het treffen van een voorziening bij voorraad en wijst het verzoek af. De uitspraak is gedaan op 22 februari 2016 door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2016
GAZA nr. 2522 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[ verzoeker ]
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz,
gericht tegen:
de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. G.M. Sjiem Fat.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 7 september 2015 is aan verzoeker de toegang tot de Dienst Openbare Werken (DOW) ontzegd voor de duur van zes weken. Bij beschikking van 7 oktober 2015 is deze toegangsontzegging verlengd met zes weken ingaande 19 oktober 2015.
Op 30 oktober 2015 heeft verzoeker tegen laatstgenoemde beschikking bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Op 3 november 2015 heeft hij zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad ertoe strekkende dat de verlengde toegangsontzegging wordt geschorst.
Bij beschikking van 13 november 2015 heeft verweerder de hiervoor genoemde toegangsontzegging met ingang van 17 november 2015 opgeheven. Aan verzoeker is bij die beschikking tevens bericht dat hem conform artikel 52, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), tijdelijk – in afwachting van de afronding van het disciplinair onderzoek – werkzaamheden buiten de afdeling Beleid en Toezicht zal worden opgedragen.
Bij brief van 13 november 2015 heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld in die zin dat hij schorsing van de beschikking van 13 november 2015 vraagt, voor zover daarbij is besloten hem tijdelijk andere werkzaamheden op te dragen.
Het verzoek is op 16 november 2015 in raadkamer behandeld, waar verzoeker is verschenen in persoon, bijgestaan door de advocaat mr. H.S. Croes, die heeft geoccupeerd voor de gemachtigde voornoemd, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd, bijgestaan door de directeur van DOW, M.L. Croes, en het hoofd van de Juridische Afdeling van DOW, mr. P. Langerak.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
De aan verzoeker opgelegde toegangsontzegging is bij beschikking van 13 november 2015 opgeheven, zodat deze zijn werking heeft verloren. Niet valt daarom in te zien welk onevenredig nadeel in onderhavige procedure nog zou moeten worden voorkomen. Dit leidt tot het oordeel dat het verzoek, voor zover het betreft de schorsing van de opgelegde toegangsontzegging, dient te worden afgewezen.
2.4
Wat betreft het verzoek om schorsing van de tijdelijke interne overplaatsing, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Artikel 52, lid 1 van de Lma bepaalt dat de ambtenaar verplicht is zo nodig tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht. Het derde lid bepaalt dat deze werkzaamheden de ambtenaar worden opgedragen door of namens de betrokken minister.
2.5
Verzoeker heeft ter zitting aangevoerd dat hij zijn hele leven bij de afdeling Toezicht van de DOW heeft gewerkt, en dat het thans niet redelijk is om hem andere werkzaamheden op te dragen. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat verzoeker bij zijn terugkeer zal worden verzocht om onderzoek te verrichten naar het achterstallige onderhoud van publieke scholen, welke werkzaamheden – kort gezegd – goed bij hem passen.
2.6
Naar het oordeel van het gerecht vormt hetgeen verweerder heeft aangedragen een voldoende grondslag voor de ten aanzien van verzoeker genomen beslissing, terwijl verzoeker onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen die tot het oordeel zouden moeten leiden dat de tijdelijke interne overplaatsing, voor hem onevenredig nadeel met zich mee zou brengen.
2.7
Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat onder deze omstandigheden geen grond. Het verzoek wordt afgewezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken in raadkamer op 22 februari 2016 in aanwezigheid van de griffier.