ECLI:NL:OGAACMB:2015:8

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 3065 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen ontslag van ambtenaar in tijdelijke dienst bij de Dienst Gevangeniswezen

In deze zaak gaat het om het bezwaar van A, een ambtenaar in tijdelijke dienst bij de Dienst Gevangeniswezen in Aruba, tegen haar ontslag dat op 24 oktober 2014 is verleend. A heeft op 9 december 2014 bezwaar gemaakt tegen dit ontslag, dat was gebaseerd op haar vermeende ongeschiktheid en onbekwaamheid voor het beklede ambt, alsook op het niet behalen van een vereiste diploma. De zaak is behandeld op 16 maart 2015, waarbij A in persoon en bijgestaan door haar advocate, mr. C.S. Edwards, aanwezig was, evenals de gemachtigde van de verweerder, de Gouverneur van Aruba.

De rechter heeft overwogen dat A zich niet kan verenigen met het ontslag, omdat zij niet onder invloed van alcohol een aanrijding heeft veroorzaakt en het diploma niet is afgegeven, ondanks het succesvol afleggen van het examen. De rechter heeft vastgesteld dat het ontslag is gebaseerd op de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, die bepaalt dat ontslag kan worden verleend indien niet binnen een bepaalde termijn een diploma is behaald. A was eerder aangesteld met de voorwaarde dat zij het diploma zou behalen, en aangezien zij dit niet heeft gedaan, is het ontslag terecht verleend.

De rechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar van A ongegrond is en dat er geen grondslag is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 15 juni 2015, en A heeft het recht om hoger beroep in te stellen binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 15 juni 2015
GAZA nr. 3065 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
A,
wonende in Aruba,
KLAAGSTER
Gemachtigde: de advocate mr. C.S. Edwards,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de heer A. Lumenier (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 24 oktober 2014 no. 4 is aan klaagster eervol ontslag verleend met ingang van de eerste van de dag (lees: maand) na dagtekening van het landsbesluit.
Hiertegen heeft klaagster bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht op 9 december 2014.
Namens verweerder zijn op 5 maart 2015 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 16 maart 2015, alwaar klaagster in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij de gemachtigde voornoemd zijn verschenen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met het haar verleende ontslag en verzoekt vernietiging van het ontslagbesluit. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ten onrechte aan het ontslag ten grondslag is gesteld dat zij ongeschikt en onbekwaam is voor de uitoefening van het door haar beklede ambt, nu zij niet onder invloed van alcohol een aanrijding heeft veroorzaakt noch een ander heeft mishandeld. Voorts meent klaagster dat, nu zij het examen met goed gevolg heeft afgelegd, ten onrechte het diploma niet aan haar wordt afgegeven.
2.2
Het aan klaagster verleende ontslag is primair gebaseerd op artikel 5, lid 5 jo. artikel 98, lid 1 en onder sub g van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma), en subsidiair op artikel 98, lid 1 en onder f van de Lma.
Artikel 5, lid 5 van de Lma bepaalt dat de aanstelling van de ambtenaar kan geschieden onder de voorwaarde, dat ontslag zal worden verleend indien niet binnen een daarvoor te stellen termijn een bepaald diploma of bepaalde diploma’s zijn behaald.
Ingevolge artikel 98, lid 1 van de Lma kan, buiten de gevallen, in de voorgaande artikelen of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van:
(…)
f. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
g. het niet hebben behaald van het (de) diploma(‘s), bedoeld in artikel 5, vijfde lid (…)
2.3
In deze zaak gaat het om het volgende.
2.3.1
Klaagster is bij Landsbesluit van 13 augustus 2013 no. 15, met ingang van 1 januari 2013 aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst bij de Dienst Gevangeniswezen, voor de duur van de basisopleiding penitentiaire inrichtingsmedewerker, met dien verstande dat ontslag zal worden verleend indien het diploma niet wordt behaald.
2.3.2
Op 9 februari 2014 was klaagster als bestuurder van een motorvoertuig betrokken bij een aanrijding. In het proces-verbaal van 25 februari 2014 van de verbalisant X, staat – voor zover hier van belang [en met de nodige grammaticale correcties] – het volgende:
“(…) Op weg naar Sero Patrishi stuitte ik, X, op de aanrijding. Daar zag ik twee vrouwen op de motorkap van het voertuig 0000 van het merk XXX. De ene vrouw, in een witte T-shirt en korte blauwe broek, was de andere vrouw aan het mishandelen. De vrouw in het witte T-shirt had de andere vrouw aan haar haren [vast] en sloeg haar hoofd verschillende keren tegen de voorruit van de auto. (…) Toen ik de vrouwen van elkaar haalde vertelde de vrouw in het witte T-shirt aan mij dat zij mijn collega is. (…) Ik vroeg haar naar haar naam en zij zei tegen mij dat zij mijn collega is. Na de tweede keer dat ik haar naar haar naam vroeg gaf zij mij [op] A te zijn. A riekte sterk naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank, had [bloeddoorlopen] ogen, had een onvaste stand en sprak met een dikke tong. (…)”
2.3.3
Op 5 november 2013 heeft klaagster tijdens de ingangscontrole bij de gevangenis geweigerd om haar eten door de scanmachine te laten gaan ter controle. Hierover zijn door de CEA-medewerkers rapporten opgemaakt.
2.3.4
Op 5 maart 2014 is klaagster vanwege voornoemde incidenten met ingang van 26 februari 2014 de toegang tot het Politie Opleidingsinstituut en het Korrektie Instituut Aruba ontzegd, waarbij haar tevens is bericht dat zij vanaf die datum geen recht meer heeft op het volgen van de lessen en niet zal worden toegelaten tot examens.
2.4
Voornoemde toegangsontzegging is gebaseerd op artikel 7, lid 1 van het Landsbesluit Politieopleidingen 2011, welk landsbesluit – zo is ter zitting gebleken – in het kader van het Project Justitiebreed Opleiden en in afwachting van het Landsbesluit justitiële opleidingen, van toepassing is verklaard op alle studenten die een opleiding volgen aan het Politie Opleidingsinstituut. Bedoelde bepaling luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Kandidaten tegen wie gedurende de opleiding zodanige bezwaren blijken te bestaan of te zijn ontstaan, dat zij ongeschikt moet worden geacht voor het vervullen van de functie van politieambtenaar, wordt door het Hoofd namens de korpschef de toegang tot het instituut en het recht op het volgen van de opleiding ontzegd.”
Ingevolge het vierde lid van die bepaling wordt de kandidaat die de toegang tot het instituut en het recht op het volgen van de opleiding is ontzegd, niet toegelaten tot een examen daarvoor en van de opleiding verwijderd.
2.5
Door voornoemde toegangsontzegging is klaagster effectief van de opleiding verwijderd. Dat zij op het moment van de toegangsontzegging reeds alle examens had gemaakt en alleen nog maar haar stage bij het KIA moest afronden, maakt dit niet anders. Tegen de verwijdering c.q. toegangsontzegging heeft zij geen rechtsmiddelen aangewend, zodat die beslissing thans rechtens onaantastbaar is.
2.6
Het gerecht stelt gelet op het bovenstaande vast, dat klaagster de basisopleiding penitentiair inrichtingswerker niet met goed gevolg heeft afgerond en het diploma niet heeft behaald. Nu klaagster voor bepaalde tijd en onder de ontbindende voorwaarde met betrekking tot het behalen van het diploma, als ambtenaar is aangesteld, en die voorwaarde zich heeft gerealiseerd, heeft verweerder op goede grond besloten het dienstverband met klaagster te beëindigen.
2.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar voor zover gericht tegen de primaire ontslaggrond, ongegrond is. Gelet hierop behoeft hetgeen partijen over en weer ter zake van de subsidiaire ontslaggrond hebben aangevoerd, geen bespreking.
2.8
Voor een proceskostenveroordeling is gelet op dit resultaat geen wettelijke grondslag.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).