ECLI:NL:OGAACMB:2015:33

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
26 oktober 2015
Zaaknummer
Gaza nrs. 496, 499, 501 en 560 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf voor ambtenaren wegens deelname aan een wilde staking

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, hebben vier klagers, werkzaam als gevangenisinrichtingswerkers bij de Dienst Gevangeniswezen, bezwaar gemaakt tegen een disciplinaire straf die hen was opgelegd. De straf bestond uit een gedeeltelijke inhouding van hun salaris ter hoogte van Afl. 500,-, opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De klagers waren op 9 december 2013 ongeoorloofd afwezig geweest van hun werk om deel te nemen aan een wilde staking, wat leidde tot ernstige onrust en gevaarlijke situaties binnen het Korrektie Instituut Aruba (KIA). De klagers betwistten de beschuldiging van plichtsverzuim en stelden dat hun actie een legitieme collectieve actie was als vakbondvertegenwoordigers.

Het gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Het oordeelde dat de klagers zich niet aan hun werktijden hebben gehouden en dat hun deelname aan de staking ernstige gevolgen had voor de veiligheid binnen het KIA. De rechter concludeerde dat de klagers zich schuldig hadden gemaakt aan plichtsverzuim zoals gedefinieerd in de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). De opgelegde disciplinaire straf werd als proportioneel beschouwd, en het bezwaar van de klagers werd ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan op 19 oktober 2015, waarbij de rechter de klagers in het ongelijk stelde en de disciplinaire maatregelen handhaafde. De klagers hebben de mogelijkheid om binnen dertig dagen hoger beroep aan te tekenen tegen deze beslissing, afhankelijk van hun aanwezigheid bij de uitspraak of de wijze van kennisgeving van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 19 oktober 2015
Gaza nrs. 496, 499, 501 en 560van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:

1.A.,

2.B.,
3.C.,
4.D.,
wonende te Aruba,
KLAGERS,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij ten aanzien van ieder der klagers afzonderlijk genomen Landsbesluiten van 21 januari 2015 (klagers sub 1 en 3) en 26 januari 2015 (klagers sub 2 en 4), door elk der klagers na 10 februari 2015 ontvangen, is aan hen de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter grootte van Afl. 500,- opgelegd.
Tegen deze beschikkingen hebben klagers op 10 maart 2015 bezwaar gemaakt.
Namens verweerder is op 22 mei 2015 een contramemorie ingediend.
De zaken zijn op 7 september 2015 behandeld ter zitting, waar partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Aan de bestreden disciplinaire straf is ten grondslag gelegd, dat klagers zich schuldig hebben gemaakt aan plichtsverzuim, door op 9 december 2013 gedurende 8 uren ongeoorloofd afwezig te zijn geweest en zonder toestemming de werkplek te hebben verlaten om deel te nemen aan een wilde staking, ten gevolge waarvan binnen het Korrektie Instituut Aruba (hierna: KIA) mensenlevens ernstig in gevaar zijn gebracht en grote schade is geleden.
2.2.
Klagers betwisten dat zij plichtsverzuim hebben gepleegd en stellen zich daarbij op het standpunt dat zij, als shopstewards van de vakbond TOPA, op 9 december 2013 samen met andere collega’s zijn overgegaan tot het houden van een vergadering als wijze van protest tegen het uitblijven van een positieve reactie op de klachten over de werkomstandigheden in de gevangenis en hun arbeidsvoorwaarden. Volgens klagers was er geen sprake van een wilde staking maar van een collectieve actie, die dus niet kan worden aangemerkt als plichtsverzuim. Subsidiair menen klagers dat, nu reeds 8 uren loon zijn ingehouden, zij twee maal worden gestraft voor hetzelfde feit.
2.3
Het gerecht gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.3.1
Klagers zijn allen ambtenaar en werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen (hierna: DGW) als gevangenisinrichtingswerkers in het KIA.
2.3.2
Op 9 december 2013 omstreeks 7:00 uur heeft op instigatie van de vakbond TOPA een werkonderbreking plaatsgevonden waaraan door een groot deel van het in het KIA werkzame bewakingspersoneel, waaronder klagers, is deelgenomen. De aan de werkonderbreking deelnemende personeelsleden hebben buiten op het parkeerterrein gestaan.
2.3.3
De als gevolg van deze werkonderbreking ontstane onrust onder de gedetineerden heeft geleid tot een oproer, waarbij gedetineerden op het dak van het KIA liepen en met brokken beton, kennelijk afkomstig van de gesloopte sierblokken in de cellen, naar de bewakers gooiden, en door gedetineerden onder meer brand is gesticht in het KIA, waardoor er een voor het niet aan de werkonderbreking deelnemende bewakingspersoneel gevaarlijke situatie is ontstaan.
2.3.4
Het oproer is eerst rond 17:00 uur, na inschakeling van het Korps Politie Aruba (KPA), beëindigd.
2.3.5
Klagers hadden op die dag, volgens het dienstrooster, van 7.30 tot 16.00 uur of van 8.00 tot 16.30 uur met een half uur pauze, dienst. Zij waren gedurende de werktijd afwezig.
2.4
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onderdeel d, van de Lma is een van de disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast de geel of gedeeltelijke inhouding van inkomen.
2.5
Het gerecht volgt klagers niet in hun betoog dat hier sprake was van een vergadering van een vakbond en collectieve actie. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht het gerecht immers voldoende aannemelijk geworden dat klagers op 9 december 2013 zich niet hebben gehouden aan de ingevolge het dienstrooster voor hen geldende werktijden en zich hebben aangesloten bij een collectieve onderbreking van de werkzaamheden met een min of meer spontaan karakter. Deze werkonderbreking had ingrijpende gevolgen voor de veiligheid in het KIA, hetwelk ook voor klagers – die op de parkeerplaats van het KIA stonden – duidelijk moet zijn geweest. Verweerder heeft de conclusie mogen trekken dat klagers, door onder deze omstandigheden niet overeenkomstig het dienstrooster hun werkzaamheden aan te vatten, hebben nagelaten hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden had behoren te doen. Zij hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Lma.
2.6
In aanmerking genomen de aard en ernst van het door klagers gepleegde plichtsverzuim, kan niet gezegd worden dat er een onevenredigheid bestaat tussen de opgelegde straf en de overtreding. Voor zover klagers anders hebben willen betogen, faalt dit betoog. Ook de stelling van klagers, dat zij tweemaal worden gestraft voor hetzelfde feit, gaat niet op. Immers, de op artikel 17, lid 2 van de Lma gebaseerde inhouding op de bezoldiging over de tijd gedurende welke hij in strijd met zijn verplichting opzettelijk heeft nagelaten zijn dienst te verrichten, laat een disciplinaire strafoplegging op grond van artikel 82 van de Lma, onverlet.
2.7
Nu het gerecht ook overigens geen grond ziet voor vernietiging van de jegens klagers genomen landsbesluiten, is hun bezwaar ongegrond.
2.8
Voor vergoeding van de proceskosten is gezien dit resultaat, geen aanleiding.

3.BESLISSING:

De rechter in dit gerecht:
verklaart de bezwaren van klagers ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).