ECLI:NL:OGAACMB:2015:31

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 2785 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevorderingsverzoek ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 21 september 2015 uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, A, tegen de afwijzing van haar bevorderingsverzoek door de Minister van Toerisme, Transport, Primaire Sector en Cultuur. Klaagster had op 6 december 2012 een verzoek tot bevordering naar schaal 14 ingediend, maar dit verzoek werd op 17 oktober 2014 afgewezen. Klaagster maakte bezwaar tegen deze beslissing en voerde aan dat de motivering van de afwijzing niet deugde en dat er sprake was van schending van het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Tijdens de zitting op 2 februari 2015 heeft klaagster haar standpunt toegelicht, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het Gerecht overwoog dat bevordering geen recht is voor ambtenaren, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. De rechter toetste of de minister op goede gronden had geweigerd klaagster te bevorderen. De minister had gesteld dat klaagster de maximale waardering van haar functie (schaal 13) al had bereikt en dat er geen mogelijkheid was voor bevordering naar schaal 14, aangezien deze schaal alleen voor directeurenfuncties is gereserveerd. Klaagster was niet benoemd als directeur en haar functie was maximaal gewaardeerd op schaal 13.

Het Gerecht concludeerde dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek op goede gronden was gedaan en dat er geen sprake was van ongelijkheid in de behandeling van klaagster ten opzichte van andere ambtenaren. Het bezwaar van klaagster werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2015
GAZA nr. 2785 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
A,
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN TOERISME, TRANSPORT, PRIMAIRE SECTOR EN CULTUUR,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de heer A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 17 oktober 2014 heeft verweerder het bevorderingsverzoek van klaagster van 6 december 2012, afgewezen.
Tegen deze beslissing (hierna: de bestreden beschikking) heeft klaagster op 10 november 2014 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 februari 2015, alwaar klaagster is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Op 16 maart 2015 heeft verweerder bij akte nadere stukken overgelegd. Klaagster heeft bij akte van 4 mei 2015 op de overgelegde stukken gereageerd.
Uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking waarbij haar verzoek tot bevordering naar schaal 14 is afgewezen, en stelt zich daarbij op het standpunt dat de gegeven motivering de beslissing niet kan dragen, dat de bestreden beschikking onzorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Daartoe heeft zij aangevoerd dat in dit geval een functie-inventarisatieformulier en functiewaardering ontbreken, dat de omstandigheid dat de overheid al meer dan zeven jaar bezig is met de verzelfstandiging van X niet betekent dat de huidige functie van klaagster niet op duidelijke en deugdelijke wijze kan worden vastgesteld en dat verweerder een ondergeschikte van haar (B) heeft bevorderd met toepassing van de nog niet goedgekeurde organisatiestructuur en functieomschrijvingen.
2.2
Aan zijn weigering klaagster te bevorderen heeft verweerder ten grondslag gelegd, dat niet is voldaan aan de vereiste van functiezwaarte, omdat klaagster reeds ingaande 1 januari 2008 de maximale waardering van de functie (schaal 13) heeft bereikt.
2.3
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd klaagster te bevorderen naar schaal 14 .
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.4
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
Uit de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) blijkt, dat voor het rangenstelsel van administratieve ambtenaren de rang van administrateur (schaal 13) de hoogste rang is, en dat er geen uitloopmogelijkheid bestaat naar schaal 14. Voor een administratieve ambtenaar betekent dit dat van een bevordering naar schaal 14 geen sprake kan zijn. Voorts blijkt uit de BRA dat schaal 14 met name benoemde directeurenfuncties kent. Voor plaatsing in schaal 14 geldt derhalve dat de betrokken ambtenaar benoemd moet zijn in een (directeuren)functie, die gewaardeerd is op het niveau van schaal 14.
2.5
Bij Ministeriële Beschikking van de minister van Arbeid, Cultuur en Sport van 23 juni 2008, is klaagster met ingang van 1 december 2007 aangewezen als ambtenaar belast met de leiding van X . In die beschikking staat verder – voor zover hier van belang – dat X (hierna: X) sinds de instelling van de Directie Y (1 december 2007) organisatorisch niet meer ressorteert onder die directie, omdat het Land voornemens is X in een stichting onder te brengen.
Klaagster is bij Landsbesluit van 7 december 2011, met ingang van 1 januari 2008 bevorderd naar de rang van administrateur (schaal 13) bij X. In dat Landsbesluit staat verder - voor zover hier van belang – dat de functie van ambtenaar belast met de leiding van X maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 13.
In een concept-formatierapport van december 2011 zijn de functies van X beschreven en gewaardeerd. De functie van directeur is daarbij gewaardeerd op schaal 14.
Niet in geschil is dat het concept-formatierapport nog niet is goedgekeurd. Voorts is niet in geschil dat klaagster niet is benoemd als directeur van X.
2.6
Nu de functie die klaagster bekleedt, namelijk die van ambtenaar belast met de leiding van X, maximaal op het niveau van schaal 13 is gewaardeerd, heeft verweerder, naar het oordeel van het gerecht, op goede gronden geweigerd klaagster verder te bevorderen.
2.7
Wat betreft het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel, overweegt het gerecht het volgende.
Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat de heer B met ingang van 1 september 2006 is geplaatst in de functie van …. bij de Directie Y, en dat deze functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 13. Voorts is gebleken dat de functiewaardering van de functies bij de Directie Y is goedgekeurd op 22 augustus 2006. De heer B is bij Landsbesluit van 26 juli 2013 bevorderd naar de rang van administrateur (schaal 13), met ingang van 1 september 2006.
Anders dan klaagster heeft gesteld, is dus niet gebleken dat de heer B ten tijde van zijn bevordering naar schaal 13 haar ondergeschikte was, noch dat hij toen is bevorderd met toepassing van de nog niet goedgekeurde functiewaardering van functies bij X. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan derhalve niet slagen.
2.8
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond;
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).