ECLI:NL:OGAACMB:2015:30

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 2465 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim in het kader van de naturalisatietoets

In deze zaak gaat het om het disciplinair ontslag van klager, een ambtenaar werkzaam bij het Examenbureau Aruba, die beschuldigd wordt van ernstig plichtsverzuim. De Gouverneur van Aruba heeft op 16 september 2014 besloten klager disciplinair te ontslaan, omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan verschillende overtredingen die de integriteit van het Examenbureau in gevaar hebben gebracht. Klager heeft op 16 oktober 2014 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De zaak is behandeld op 29 juni 2015, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.S. Croes, en de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia.

De feiten van de zaak zijn als volgt: klager heeft studiebegeleiding gegeven aan kandidaten voor de naturalisatietoets, terwijl het Examenbureau geen opleidingsservice verleent. Daarnaast heeft hij kandidaten bijgestaan tijdens de toets, terwijl hij zelf de toetsen afnam en beoordeelde. Klager heeft ook giften aangenomen van kandidaten, wat in strijd is met de regels. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager in strijd met zijn verplichtingen heeft gehandeld, wat heeft geleid tot onterecht afgegeven certificaten aan kandidaten.

Het gerecht heeft geoordeeld dat klager niet heeft voldaan aan de eisen van zorgvuldigheid en integriteit die aan zijn functie verbonden zijn. De disciplinaire straf van ontslag is niet onevenredig geacht, gezien de ernst van de overtredingen. Het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat andere ambtenaren in vergelijkbare situaties anders zijn behandeld. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 21 september 2015
GAZA nr. 2465 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
A,
wonende in Aruba,
KLAGER
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
gericht tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 16 september 2014 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder klager – kort gezegd – primair disciplinair ontslagen, subsidiair eervol ontslagen met toepassing van artikel 98, eerste lid, onder f van de Lma, met ingang van de dag na dagtekening van de bestreden beschikking.
Tegen deze beschikking heeft klager op 16 oktober 2014 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 3 december 2014 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 juni 2015, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Verweerder heeft aan het disciplinair ontslag ten grondslag gelegd, dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim en dat klager met zijn handelen de integriteit en imago van het Examenbureau ernstig heeft geschaad. Volgens verweerder heeft het handelen van klager bestaan uit:
- het geven van studiebegeleiding aan kandidaten die de naturalisatietoets moeten afnemen, terwijl het Examenbureau geen opleidingsservice verleent;
- het bijstaan van kandidaten tijdens het afnemen van de toets, terwijl klager de toetsen afnam en beoordeelde;
- het aannemen van giften van kandidaten voor door hem bewezen diensten;
- het frauderen ten aanzien van de voorbereiding, de afname, de beoordeling en de resultaten van de naturalisatietoets, met het gevolg dat er ten onrechte certificaten aan kandidaten zijn uitgereikt.
2.2
Klager kan zich niet verenigen met het hem verleende ontslag en betwist dat zijn handelen, ernstig plichtsverzuim opleveren. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat hij uit behulpzaamheid kandidaten wegwijs heeft gemaakt bij de voorbereiding van de naturalisatietoets, nu de overheid hier zelf niet voor zorgde. Voorts heeft klager gesteld dat hij nimmer geld heeft gevraagd voor deze dienst, maar dat enkele kandidaten hem uit dankbaarheid en puur uit vrijgevigheid, een relatiegeschenk hebben gegeven. Ter zitting heeft klager gesteld dat de giften varieerden van taart en eten tot parfum en (tot tweemaal toe) enveloppen met geld. Voorts meent klager dat de disciplinaire straf van ontslag onevenredig zwaar is.
2.3
Bij de beoordeling van de vraag of klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
2.3.1
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Lma kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge het derde lid van dit artikel sluit een strafvervolging wegens een feit dat mede een plichtsverzuim inhoudt, een disciplinaire strafoplegging wegens datzelfde feit niet uit.
2.3.2
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
2.3.3
Ingevolge artikel 59, eerste lid, van de Lma is het de ambtenaar verboden een gift of een belofte daartoe van een derde aan te nemen, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden, dat deze gedaan wordt teneinde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten.
2.3.4
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i van de Lma kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
De feiten
2.4
Met betrekking tot de aan het disciplinair ontslag ten grondslag liggende feiten stelt het gerecht het volgende vast.
2.4.1
Bij Regeling naturalisatietoets Aruba 2011, die in werking is getreden met ingang van 1 januari 2011, is een naturalisatietoets ingevoerd voor degenen die op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap verzoeken om verlening van het Nederlanderschap. Artikel 2 bepaalt dat de naturalisatietoets bestaat uit een onderdeel dat kennis van de staatsinrichting en maatschappij toetst, alsmede de onderdelen die de mate van kennis van de Papiamentse en de Nederlandse talen toetsen (lid 1). Om te slagen voor de toets dient het niveau van taalbeheersing bij alle onderdelen aantoonbaar op ten minste niveau A2 van het Europees Raamwerk voor moderne vreemde talen te zijn afgelegd (lid 4). Artikel 3 van de Regeling bepaalt dat het Examenbureau Aruba bevoegd is tot het afnemen van de naturalisatietoets alsmede tot het vaststellen van de uitslag daarvan. Ingevolge artikel 4, worden de resultaten standaard door twee correctoren beoordeeld. Degenen die de naturalisatietoets met succes hebben afgelegd, ontvangen het Certificaat naturalisatietoets van het hoofd van het Examenbureau (artikel 5, lid 1).
2.4.2
Klager was vanaf 29 augustus 2005 werkzaam bij de X op de afdeling Y. Hij was een van de twee medewerkers belast met de voorbereiding, de afname, de correctie en de uitslag van de naturalisatietoetsen (de correctoren).
2.4.3
Bij brief van 17 april 2013 heeft de Directeur van het Kabinet van de Gouverneur het Examenbureau verzocht om, naar aanleiding van bij de medewerkers van het Kabinet gerezen twijfels over de mate van beheersing van zowel de Nederlandse als de Papiamentse taal van een aantal personen die om naturalisatie hebben verzocht, een onderzoek te verrichten naar de wijze waarop de examens zijn afgenomen (en op welke wijze deze zijn beoordeeld), die hebben geleid tot de afgifte van een Certificaat naturalisatietoets.
2.4.4
Bij brief van 7 mei 2013 heeft het Examenbureau de Minister van Onderwijs bericht, dat de resultaten van het onderzoek aanleiding geven tot een aantal nogal opmerkelijke constateringen betreffende de voorbereiding, de afname en de beoordeling van een onderdeel van de naturalisatietoets, waarbij in strijd is gehandeld met de algemene afspraken. Zo is gebleken dat 28 kandidaten een onderdeel in een opvallend korte tijd hebben gemaakt en allemaal goed zijn beoordeeld, hetgeen niet reëel is. Opvallend is verder dat verschillende kandidaten uit verschillende groepen met verschillende nationaliteiten dezelfde antwoorden gaven op de vragen van de toets Schrijven. Voorts is gebleken dat in 16 gevallen waarbij de kandidaten zijn beoordeeld met een A-2 uitslag, de inhoud van audiobestanden niet correspondeerde met de kandidaatnummers, zodat kennelijk een beoordeling heeft plaatsgevonden waarbij de uitslag niet correspondeert met de door de kandidaat afgenomen toets. Tenslotte is gebleken dat vanaf augustus 2012 alle toetsen slechts door één corrector, namelijk klager, zijn beoordeeld.
De beoordeling
2.5
Het gerecht overweegt dat, gelet op hetgeen uit het onderzoek door en bij het Examenbureau is gebleken en de verklaringen die klager hierover heeft gegeven, vast is komen te staan dat klager in strijd met zijn verplichtingen als ambtenaar in het algemeen en als corrector werkzaam bij het Examenbureau in het bijzonder, ervoor heeft gezorgd dat een aantal kandidaten die de naturalisatietoets hebben afgelegd ten onrechte een Certificaat naturalisatietoets hebben ontvangen. Tevens is vast komen te staan dat klager in strijd met het verbod van artikel 59, lid 1 giften van derden heeft ontvangen, waarvan hij wist of moest vermoeden dat deze giften hem werden gedaan teneinde klager te bewegen in zijn bediening iets te doen of juist na te laten. Naar het oordeel van het gerecht levert dit handelen ernstig plichtsverzuim op die klager kan worden toegerekend.
2.6
Vervolgens is de vraag aan de orde of verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager disciplinair te ontslaan.
Bij de beantwoording van die vraag is van belang dat klager belast was met het afnemen van de naturalisatietoets en het beoordelen van de resultaten ervan. Het Certificaat naturalisatietoets is een vereiste voor de verlening van het Nederlanderschap op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Er mag daarom dan ook verondersteld worden dat klager er van doordrongen was dat hij zich bij de uitoefening van de aan hem toevertrouwde publieke taak (op Koninkrijksniveau) bewust dient te zijn van zijn verantwoordelijkheid. Van klager mocht dan ook verwacht worden dat hij zijn werkzaamheden te allen tijde uiterst zorgvuldig en integer uit zou voeren. Gelet op de ernst van de overtredingen is het gerecht met verweerder van oordeel dat klager niet heeft voldaan aan de eisen van zorgvuldigheid en integriteit die aan medewerkers van het Examenbureau Aruba moeten worden gesteld. Klager had moeten begrijpen dat zijn functie van corrector van de naturalisatietoetsen strikte onkreukbaarheid vereiste. Het gerecht is daarom van oordeel dat de straf van ontslag niet onevenredig is te achten.
2.7
Aan het beroep op het gelijkheidsbeginsel zijdens klager gaat het gerecht voorbij, nu dit beroep door klager onvoldoende is gespecificeerd en gesubstantieerd. Niet is gebleken dat een van de door klager genoemde gevallen hetzelfde ernstige plichtsverzuim als klager heeft gepleegd maar een andere disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen.
2.8
Het bezwaar van klager zal ongegrond worden verklaard.
2.9
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).