ECLI:NL:OGAACMB:2015:27

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 3058 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bevorderingsverzoek ambtenaar in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 7 september 2015 uitspraak gedaan over het bezwaar van klaagster A tegen de afwijzing van haar bevorderingsverzoek door de minister van Volksgezondheid, Onderwijs en Sport. Klaagster had op 7 februari 2012 een verzoek ingediend voor bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11), maar dit verzoek werd op 10 november 2014 afgewezen. Klaagster maakte bezwaar tegen deze beslissing op 9 december 2014. Tijdens de zitting op 16 maart 2015 werd de zaak behandeld, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E.D. Duijneveld, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. I.L. Ras Orman.

Klaagster betwistte de motivering van de afwijzing en voerde aan dat zij functies had bekleed die rechtvaardigden dat zij bevorderd zou worden. De minister stelde echter dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor bevordering, omdat de functie van chef afdeling communicatie & voorlichting bij Y maximaal gewaardeerd was op schaal 10 en klaagster reeds op 1 oktober 2007 de maximale waardering had bereikt. Het gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag, en dat de minister op goede gronden had geweigerd klaagster te bevorderen.

Het gerecht concludeerde dat de functie van klaagster niet het niveau van schaal 11 rechtvaardigde, en verklaarde het bezwaar ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en is openbaar uitgesproken op 7 september 2015. Klaagster heeft de mogelijkheid om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 7 september 2015
GAZA nr. 3058 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
A,
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E.D. Duijneveld,
gericht tegen:
De minister van Volksgezondheid, Onderwijs en Sport,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 10 november 2014 heeft verweerder het bevorderingsverzoek van klaagster van 7 februari 2012, afgewezen.
Tegen deze beslissing (hierna: de bestreden beschikking) heeft klaagster op 9 december 2014 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 16 maart 2015, alwaar klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen.
Op 1 juni 2015 heeft verweerder bij akte nadere stukken overgelegd.
Uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking waarbij haar verzoek tot bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) met ingang van 1 oktober 2009 is afgewezen, en stelt zich daarbij op het standpunt dat de gegeven motivering de beslissing niet kan dragen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat zij bij de dienst/directie X (X), twee functies heeft uitgeoefend, namelijk die van Chef (hierna: Chef) en die van beleidsmedewerker en P&O adviezen, en dat de functie van Chef was gewaardeerd op maximaal schaal 12, daarbij verwijzend naar een “Overzicht functies en functiewaardering X” van 24 september 2004 en een niet overgelegde functie-inventarisatie formulier.
2.2
Aan zijn weigering klaagster te bevorderen heeft verweerder ten grondslag gelegd, dat niet is voldaan aan de vereisten van beoordeling omtrent het functioneren en functiezwaarte, omdat de functie van chef afdeling communicatie & voorlichting bij Y (hierna: Y) maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 10 en klaagster reeds ingaande 1 oktober 2007 de maximale waardering heeft bereikt.
2.3
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft geweigerd klaagster te bevorderen naar schaal 11.
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
2.4
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
Voor een bevordering tot de rang van hoofdcommies 1ste klasse schaal 11 geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dat niveau rechtvaardigt.
2.5
In geschil is de waardering van de functie van Chef bij X. Vast staat dat klaagster ten tijde van haar bevorderingsverzoek de functie bekleedde van Chef bij X. Vast staat ook dat de waardering van de functies bij X zoals opgenomen in het door klaagster overgelegde overzicht van 24 september 2004, nimmer is goedgekeurd en vastgesteld. Verder staat vast dat X ingaande 1 juni 2012 is opgegaan in de nieuwe organisatie Y en dat het formatierapport van Y op 7 januari 2015 is goedgekeurd. Uit dat rapport blijkt dat de functie van Hoofd gewaardeerd is op maximaal schaal 10. Niet in geschil is dat klaagster de functie van Hoofd bij Y heeft bekleed tot haar overplaatsing in oktober 2014 naar een andere directie.
2.6
Het gerecht overweegt dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat functies bij X werden gewaardeerd aan de hand van een door de betrokken ambtenaar en de directeur ingevulde en ondertekende functie-inventarisatieformulier (fif). Klaagster is vervolgens in de gelegenheid gesteld het alleen door haar ingevulde en ondertekende fif van 9 juli 2012 in het geding te brengen, zodat de destijds door haar verrichtte werkzaamheden alsnog konden worden gewaardeerd. Klaagster heeft echter de verzochte fif niet overgelegd, zodat niet kan worden vastgesteld dat de destijds door haar bekleedde functie hoger gewaardeerd had moeten worden dan de beschreven en gewaardeerde functie van Hoofd bij Y. Als onweersproken is dan ook vast komen te staan dat de functie van Chef bij X is opgegaan in de functie Hoofd bij Y, en dat deze functie is gewaardeerd in maximaal schaal 10.
2.7
Gelet op het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat, nu de functie van klaagster het niveau van schaal 11 niet rechtvaardigt, verweerder op goede gronden heeft geweigerd haar naar die schaal te bevorderen. Dit leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond;
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 7 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).