ECLI:NL:OGAACMB:2015:22

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 augustus 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 3138 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen ingangsdatum bevordering in ambtenarenzaak

In deze ambtenarenzaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van zijn bevordering, die door de Gouverneur van Aruba was vastgesteld op 1 december 2011. Klager, die sinds augustus 2005 als waarnemer de functie van hoofd sector beveiliging vervulde, was van mening dat zijn bevordering eerder had moeten ingaan, namelijk op de datum van zijn sollicitatie in februari 2011. De zaak werd behandeld op 13 april 2015, waarbij zowel klager als de verweerder met hun gemachtigden aanwezig waren. De rechter heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de bevordering pas in december 2011 inging, ondanks dat de vacature voor de functie al in februari 2011 was opengesteld. De rechter oordeelde dat de bestreden beslissing van de Gouverneur lijdt aan een motiveringsgebrek en heeft deze vernietigd. Klager werd in het gelijk gesteld, en de Gouverneur werd opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen. Tevens werd de Gouverneur veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand aan klager, vastgesteld op Afl. 1.000,-. De uitspraak vond plaats op 24 augustus 2015.

Uitspraak

Uitspraak d.d. 24 augustus 2015
GAZA nr. 3138 van 2014
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ),

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 22 oktober 2014, door klager ontvangen op 20 november 2014, is klager met ingang van 1 december 2011 uit de functie van afdelingshoofd Binnendienst ontheven en definitief geplaatst in de functie van hoofd sector beveiliging bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, alsmede bevorderd naar schaal 10.
Tegen dit Landsbesluit (hierna de bestreden beslissing) heeft klager op 18 december 2014 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 april 2015, alwaar zijn verschenen klager en verweerder bij hun gemachtigden voornoemd.
Vervolgens is de uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Bij uitspraak van dit gerecht van 28 augustus 2013 is de in het Landsbesluit van 21 februari 2013 besloten liggende weigering van verweerder om klager met ingang van de dag van zijn daartoe strekkende verzoek, gedateerd 9 februari 2009, te plaatsen en bevorderen in de functie van hoofd beveiliging, vernietigd.
Daartoe heeft het gerecht overwogen dat onder de gegeven omstandigheden zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom de benoeming van klager, in afwijking van zijn verzoek, eerst met ingang van 1 december 2011 heeft plaatsgevonden en dat de noodzaak dan wel wenselijkheid voor de aanknoping van de ingangsdatum van die benoeming bij de ingangsdatum van het nieuwe formatieplan voor de Dienst Gevangeniswezen, door verweerder op geen enkele wijze nader is toegelicht. Daarbij is meegewogen dat het in deze niet gaat om een nieuwe functie binnen de Dienst Gevangeniswezen, maar om een reeds bestaande functie, zij het dat deze werd vervuld door een waarnemer. Verweerder is daarbij opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen.
2.2
Bij de thans bestreden beslissing heeft verweerder zijn beslissing om klager pas met ingang van 1 december 2011 in de betreffende functie te plaatsen gehandhaafd, en deze beslissing als volgt gemotiveerd:
“(…) dat voor de functie van hoofd sector Beveiliging bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba er eerst een vacature dient te bestaan voor een plaatsing in deze functie;
dat de vacature pas in 2011 is opengesteld en de werving ter opvulling van deze vacature pas in februari 2011 van start [is] gegaan;
(…) dat het nieuwe formatieplan van de Dienst Gevangeniswezen Aruba vooralsnog niet is goedgekeurd en aldus nog niet formeel vastgelegd;
dat gezien het feit dat de vacature voor de functie van hoofd sector Beveiliging bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba pas in februari 2011 werd opengesteld en er eerder geen formatie bestond om betrokkene definitief in deze functie te kunnen benoemen, betrokkene vooruitlopend op de goedkeuring van het nieuwe formatieplan, met ingang van 1 december 2011 definitief wordt geplaatst in de functie van hoofd sector Beveiliging. (…)”
2.3
Klager kan zich wederom niet verenigen met de ingangsdatum van zijn plaatsing en bevordering in de functie van hoofd sector beveiliging en stelt zich thans op het standpunt dat zijn plaatsing en bevordering moeten ingaan op de datum van zijn sollicitatie naar de functie, althans per februari 2011.
2.4
Ter beantwoording ligt in deze voor de vraag of verweerder zijn beslissing nu wel voldoende heeft gemotiveerd.
2.5
Bij de beantwoording van deze vraag gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.5.1.
De vacature voor de betrokken functie is bij bekendmaking ICN/11-’11 van 23 februari 2011 intern binnen de Dienst Gevangeniswezen opengesteld.
2.5.2.
Klager, die deze functie reeds vanaf augustus 2005 als waarnemer vervulde, heeft bij brief van 9 maart 2011 gesolliciteerd naar die functie.
2.5.3
Bij brief van 28 november 2011 heeft de minister van Justitie en Onderwijs klager het volgende bericht:
“(…) Middels dit schrijven wil ik u echter ook op de hoogte stellen dat voor de Dienst Gevangeniswezen thans aan een nieuw formatieplan wordt gewerkt. Aangezien het nieuw concept formatieplan de ruimte biedt tot benoeming tot hoofd beveiliging is ondergetekende bereid om u ingaande 1 december 2011 in deze functie te benoemen.”
2.6
Onduidelijk is echter gebleven of er meerdere kandidaten naar deze functie hebben gesolliciteerd, hoe de selectie en plaatsingsprocedure is verlopen en wanneer deze is afgerond. Onder deze omstandigheden valt niet zonder nadere motivering in te zien waarom de plaatsing en de daaraan verbonden bevordering van klager in de functie van hoofd sector beveiliging bij de Dienst Gevangeniswezen pas met ingang van 1 december 2011 hebben plaatsgevonden. Dit betekent dat de bestreden beslissing wederom onvoldoende is gemotiveerd.
2.7
Nu de bestreden beschikking lijdt aan een motiveringsgebrek, komt zij voor vernietiging in aanmerking. Het bezwaar zal gegrond worden verklaard en verweerder zal worden opgedragen om binnen een termijn van twee maanden, met inachtneming van het vorenstaande, een nieuwe beslissing te nemen.
2.8
Verweerder zal worden veroordeeld tot vergoeding van de klager gemaakte kosten ter zake van beroepsmatige rechtsbijstand, die worden begroot op Afl. 1.000,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar van klager gegrond;
vernietigt het Landsbesluit van 22 oktober 2014 no. 9, wat betreft de ingangsdatum voor de plaatsing en bevordering van klager in de functie van hoofd sector beveiliging;
gelast verweerder om binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing te nemen;
veroordeelt verweerder om ter zake van kosten van rechtskundige bijstand aan klager een bedrag van Afl. 1.000,- te vergoeden.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 24 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).