ECLI:NL:OGAACMB:2015:17

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 3152 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de afwijzing van de verhoging van de autotoelage van een gewezen ambtenaar

In deze zaak gaat het om een bezwaar van een gewezen ambtenaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om verhoging van de vaste autotoelage. Klager, die in Aruba woont, had zijn verzoek ingediend op 27 april 2012, met een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat een oud-collega, de heer [X], een vergelijkbare verhoging had gekregen zonder toepassing van het beleid inzake terugwerkende kracht. De minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en Sport, als verweerder, had het verzoek afgewezen op basis van het beleid dat stelt dat verzoeken niet meer dan drie jaar terug mogen werken vanaf de datum van indiening.

Tijdens de zitting op 18 mei 2015 werd het bezwaar behandeld. Klager stelde dat de afwijzing onredelijk was, omdat hij werkelijke kosten had gemaakt voor het gebruik van zijn eigen auto voor dienstdoeleinden. Het gerecht oordeelde dat de afwijzing van het verzoek niet onredelijk was, maar dat het beleid inzake terugwerkende kracht niet in de weg stond aan een verhoging van de autotoelage met ingang van 1 mei 2009, met een terugwerkende kracht van drie jaar. Het gerecht benadrukte dat de kosten voor het gebruik van de auto voor ambtenaren een compensatie moeten bieden voor werkelijke kosten.

Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat het bezwaar gegrond was en vernietigde de bestreden beschikking van 26 augustus 2014. De minister werd opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met de overwegingen van het gerecht. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van klager, die werden begroot op Afl. 1.000,= aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

Uitspraak van 17 augustus 2015
GAZA nr. 3152 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E.R. Zeppenfeldt,
gericht tegen:
De minister van Volksgezondheid, Ouderenzorg en sport,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 27 april 2012, en herhaald bij brieven van 5 december 2012 en 26 augustus 2014, heeft klager, gewezen ambtenaar, verzocht om verhoging van de hem verleende vaste autotoelage met ingang van 1 januari 2001.
Bij beschikking van 26 augustus 2014 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft klager op 19 december 2014 bezwaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 mei 2015, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking waarbij zijn verzoek tot verhoging van zijn vaste autotoelage is afgewezen, en doet daarbij een beroep op het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van fair play, verwijzende naar het geval van zijn oud-collega, de heer [X], van wie de autotoelage bij beslissing in 2009 met ingang van 1 januari 2001 is aangepast zonder toepassing van het beleid inzake drie jaren terugwerkende kracht, terwijl dit beleid ten tijde van het verzoek van de heer Maduro ook al bestond.
2.2
Aan de afwijzing van het verzoek van klager is het volgende ten grondslag gelegd:
“(…) Uw verzoek heeft betrekking op een aanpassing na uw uitdiensttreding als ambtenaar en niet een aanpassing ten tijde dat u nog in dienst was van het Land.
Uw verzoek voor aanpassing van de vaste autotoelage is op 27 april 2012 ingediend en geregistreerd. Uw verzoek betreft een aanpassing van de vaste autotoelage over de periode van 1 januari 2001 tot en met 1 januari 2011. In totaal een terugwerkende kracht van 11 jaar. Conform de circulaire van 9 december 2008 DPO/661/08 inzake terugwerkende kracht van bevorderingen en toelagen, mogen de bevorderingen en toelagen niet meer dan 3 jaren na de officiële registratie van het verzoek terugwerken. (…) Een grens van drie jaren getuigt in dat verband niet van een onevenredige belangenafweging. Van een ambtenaar mag in beginsel worden verwacht dat hij binnen die termijn zijn bevorderingsverzoek heeft ingediend, aldus het Gerecht in Ambtenarenzaken.
(…) Een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel kan hierbij niet gelden. Uw ex-collega, de heer [X], was ten tijde van het verzoek om aanpassing nog in dienst bij het Land. Dit verzoek van uw ex-collega werd, gehoor gevend aan de uitspraak van GAZA nr. 3553 van 2008, gehonoreerd. Tevens betrof dit een verzoek van een periode vóór in werking treden van het beleid inzake 3 jaar terugwerkende kracht, conform de circulaire van 8 december 2008, waardoor de aanpassing met terugwerkende kracht tot 2001 kon geschieden en tevens kon het aantal gereden kilometers nog worden bijgehouden. (…)”
2.3
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Landsbesluit vergoeding vervoermiddelen kan de betrokken minister aan een ambtenaar voor het gebruik van een eigen auto of motorrijwiel ten behoeve van de dienst een vergoeding per maand, dan wel een vergoeding per kilometer toekennen.
De kilometervergoeding is met ingang van 1 januari 2001 verhoogd tot Afl. 0,60 per kilometer en laatstelijk bij circulaire van 13 februari 2012 van de minister van Algemene Zaken, met ingang van 1 januari 2011 verhoogd tot Afl. 0,71 per kilometer.
2.4
Bij beschikking van 14 maart 2001 is aan klager een vaste autotoelage ter hoogte van Afl. 670,=toegekend met ingang van 1 augustus 2000. Bij Landsbesluit van 25 augustus 2010 is klager met ingang van 11 februari 2011 eervol ontslag verleend in verband met het bereiken van de zestigjarige leeftijd. Tot de datum van zijn ontslag is de vaste autotoelage van klager ongewijzigd gebleven.
2.5
Dat het beleid inzake drie jaar terugwerkende kracht eraan in de weg staat dat de vaste autotoelage van klager vanaf 1 januari 2001 wordt verhoogd, aldus met een terugwerkende kracht van 11 jaar gerekend vanaf het eerste verzoek, acht het gerecht – in lijn met bestendige rechtspraak hierover sinds maart 2005 – niet onredelijk.
Anders dan verweerder kennelijk meent, staat dit beleid er evenwel niet aan in de weg dat de autotoelage van klager met ingang van 1 mei 2009, zijnde met een terugwerkende kracht van drie jaar vanaf zijn eerste verzoek, wordt aangepast. Ook de omstandigheid dat klager inmiddels niet meer in dienst is, mag geen belemmering vormen voor een aanpassing van de vaste autotoelage, nu dit onverlet laat dat klager destijds (periode vanaf mei 2009 tot februari 2011) voor de dienst zijn eigen auto heeft gebruikt en werkelijke kosten heeft gemaakt. Zoals het gerecht eerder heeft overwogen (zie uitspraak d.d. 22 april 2009, GAZA 3553 van 2008) beogen de variabele kilometervergoeding en de vaste vergoeding ambtenaren een compensatie te bieden voor (werkelijke) kosten die zij maken door het gebruik van de eigen auto voor de dienst. Een relevante factor daarbij is in elk geval de in aanmerking te nemen kosten van de auto (voor benzine/diesel, verzekering, onderhoud en afschrijving). Vast staat dat de autokosten voor iedereen zijn gestegen. Gelet hierop is het beroep gegrond.
2.6
Voorts is onduidelijk gebleven waarom in het geval van de oud-collega van klager, de heer [X], bedoeld beleid inzake terugwerkende kracht niet is toegepast. Uit de overgelegde stukken kan immers worden afgeleid dat [X] bij brief van 17 september 2007 verhoging van zijn autotoelage ingaande 1 januari 2001 heeft verzocht en dat hij verzochte verhoging kennelijk ingaande 1 januari 2001 toegekend heeft gekregen (zulks valt af te leiden uit het advies van 11 mei 2009 van de Dienst P&O Justitie en Volksgezondheid).
Reeds voordat dit beleid als zodanig is afgekondigd bij circulaire van 9 december 2008, was (vanaf 2005) sprake van een gehanteerde vaste gedragslijn ter zake van drie jaar terugwerkende kracht. In zoverre kan de gegeven motivering de beschikking dan ook niet dragen en slaagt het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel.
2.7
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is en de bestreden beschikking dient te worden vernietigd.
2.8
Verweerder zal in de proceskosten gevallen aan de zijde van appellant, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,= aan gemachtigdensalaris, worden veroordeeld.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 26 augustus 2014;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure gemaakt aan de zijde van klager, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,= aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 17 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA). Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA). Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).