ECLI:NL:OGAACMB:2015:1

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
GAZA nr. 2372 van 2014
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen uitblijven beslissing bevorderingsverzoek van klager in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar in Aruba, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek tot bevordering tot Hoofdverpleegkundige 1ste klasse A. Klager diende zijn verzoek op 8 september 2013 in, maar ontving geen tijdige reactie van de minister van Volksgezondheid, die als verweerder optreedt. Na het indienen van een bezwaarschrift op 7 oktober 2014, werd de zaak op 30 maart 2015 mondeling behandeld. De rechter heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op het bevorderingsverzoek, wat volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) als een weigering om te beschikken wordt beschouwd.

De rechter overweegt dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend, omdat de minister geen beslissing heeft genomen. De rechter verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, waarin is vastgesteld dat de weigering om te beschikken niet als een afwijzende of goedkeurende beschikking kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat klager het recht heeft om de minister te dwingen tot besluitvorming.

De uitspraak van het gerecht is dat het bezwaar gegrond wordt verklaard. De minister wordt gelast om binnen zes maanden na de uitspraak schriftelijk te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager. Tevens wordt de minister veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en is openbaar uitgesproken op 18 mei 2015.

Uitspraak

Uitspraak van 18 mei 2015
GAZA nr. 2372 van 2014
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
De minister van Volksgezondheid,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de heer J.O. Senchi (DWJZ)

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 8 september 2013 heeft klager verweerder verzocht hem te bevorderen tot de rang van Hoofdverpleegkundige 1ste klasse A.
Klager heeft op 7 oktober 2014 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bevorderingsverzoek.
Namens verweerder is op 18 december 2014 een contra-memorie ingediend.
De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 30 maart 2015, alwaar klager en verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La) dat een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid en/of achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
2.2
Artikel 41, eerste lid van de La bepaalt, zover hier van belang, dat het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
2.3
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 8 september 2013 door klager ingediende verzoek, mocht klager, gelet op de aard van het verzoek, ten tijde van het indienen van zijn bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op zijn verzoek te beschikken. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tegen deze weigering te beslissen tijdig ingediend.
2.4
Nu verweerder nog altijd niet heeft beslist op het verzoek van klager, is het bezwaar gegrond. In navolging van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (zie uitspraak van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368) overweegt het gerecht dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering te beschikken is derhalve (primair) een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Verweerder zal alsnog een reële beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Daarvoor zal het gerecht een termijn stellen van zes maanden, nu is komen vast te staan dat klager het voor de beoordeling van het verzoek vereiste functie inventarisatie formulier (fif) tot op de dag van behandeling van de zaak ter zitting, nog niet had ondertekend en zodoende is komen vast te staan dat mede door toedoen van klager de beoordelingsprocedure niet heeft kunnen worden afgerond.
2.4
Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die begroot worden op een bedrag van Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond,
- gelast verweerder om binnen een termijn van zes maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager,
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, die begroot worden op een bedrag van Afl. 350,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 18 mei 2015 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).