Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft klaagster, vertegenwoordigd door mr. C.B.A. Coffie, een bezwaarschrift ingediend tegen de Minister van Algemene Zaken en de Minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu, omdat verweerders geen gevolg hebben gegeven aan een eerdere rechterlijke uitspraak van 16 januari 2013. Deze uitspraak verplichtte verweerders om binnen drie maanden een beslissing te nemen op het verzoek van klaagster om in aanmerking te komen voor een aanstelling als ambtenaar in vaste pensioengerechtigde dienst. Klaagster stelde dat het uitblijven van deze beslissing haar benadeelde, omdat zij hierdoor niet in staat was haar voordiensttijd in te kopen en geen pensioen opbouwde.
Tijdens de zitting op 30 september 2013 werd het bezwaar behandeld. Klaagster vorderde een materiële schadevergoeding van Afl. 188.144,90, vermeerderd met een maandelijkse schadevergoeding, en een immateriële schadevergoeding van Afl. 100.000,-. Verweerders betwistten de claims en stelden dat klaagster deel uitmaakte van een grotere groep ambtenaren die nog niet in vaste dienst waren benoemd. Het gerecht oordeelde dat verweerders geen gevolg hadden gegeven aan de eerdere uitspraak en dat er geen bewijs was dat nakoming van de uitspraak zou hebben geleid tot het inkopen van de voordiensttijd door klaagster.
Het gerecht concludeerde dat er geen materiële schade was vastgesteld, maar dat klaagster wel overwegend immateriële schade had geleden. De rechter kende een schadevergoeding van Afl. 3.500,- netto toe aan klaagster en veroordeelde verweerders tot betaling van de proceskosten van Afl. 1.000,-. De uitspraak werd gedaan door mw. mr. N.K. Engelbrecht op 13 november 2013.