Uitspraak
Het Constitutioneel Hof van Sint Maarten
1.Verloop van de procedure
2.Levenslange gevangenisstraf
doen vervallen van een bepaling in een ontwerp-regelingop verenigbaarheid met de Staatsregeling wordt getoetst.
oplevert, maar veeleer dat ontbreken van de door deze bepaling geschapen toetsingsmogelijkheid een zodanige schending
tot gevolg kan hebben. Ter zitting heeft de gemachtigde van de Regering erkend dat een rechtsregel welke in een vigerende wettelijke regeling is opgenomen en wederom wordt vastgesteld als onderdeel van een nieuwe wettelijke regeling welke de eerstgenoemde vervangt, inderdaad door het Hof kan worden getoetst op verenigbaarheid met de Staatsregeling. Het Hof sluit zich aan bij deze zienswijze en voegt daaraan toe dat er geen “savings clause” in de Staatsregeling is opgenomen op grond waarvan een bestaande regeling welke wederom wordt vastgesteld in nieuwe regeling gevrijwaard zou zijn van een toetsing door dit Hof. Het Constitutioneel Hof acht zich derhalve bevoegd deze klacht in behandeling te nemen en de Ombudsman kan daarin worden ontvangen.
Vinter en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk, Appl. nos. 66069/09, 130/10 en 3896/10 (
www.hudoc.echr.coe.int), uitspraak heeft gedaan met betrekking tot een onderwerp dat grote overeenkomst vertoont met de kwestie die thans bij dit Hof aan de orde is. Het EHRM overwoog dat het opleggen van een levenslange gevangenisstraf aan een volwassen persoon “is not in itself prohibited by or incompatible with Article 3 (van het EVRM) or any other Article of the Convention” (§ 106), maar dat “the imposition of an irreducible life sentence on an adult may raise an issue under Article 3” (§ 107). Het EHRM verklaarde verder dat “no issue arises under Article 3 if a life sentence is
de jureor
de factoreducible.” (§ 108). Het was daarenboven van oordeel dat “for a life sentence to remain compatible with Article 3, there must be both a prospect of release and a possibility of review.” (§ 110). Het EHRM overwoog voorts “that, in the context of a life sentence, Article 3 must be interpreted as requiring reducibility of the sentence, in the sense of a review which allows the domestic authorities to consider whether any changes in the life prisoner are so significant, and such progress towards rehabilitation has been made in the course of the sentence, as to mean that continued detention can no longer be justified on legitimate penological grounds” (§ 119). Hoewel het EHRM verklaarde dat het “is not its task to prescribe the form (executive or judicial) which that review should take” noch “to determine when that review should take place”, zag het niettemin “clear support for the institution of a dedicated mechanism guaranteeing a review no later than twenty-five years after the imposition of a life sentence, with further periodic reviews thereafter” (§ 120). Het EHRM concludeerde dat “where domestic law does not provide for the possibility of such review, a whole life sentence will not measure up to the standards of Article 3 of the Convention” (§ 122). Het arrest maakt daarnaast duidelijk dat de toetsing van een levenslange gevangenisstraf op ruimere gronden dient te geschieden dan uitsluitend op basis van “mededogen” (§ 128).
zal worden verleendindien, in de terminologie van artikel 2, aanhef en onder b, van de Nederlandse Gratiewet ‘aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doelen in redelijkheid wordt gediend’, of, in de woorden van de Grote Kamer van het EHRM in Vinter, § 119: ‘continued detention can no longer be justified on legitimate penological grounds’?
3.Beslissing
vóór 6 september 2013gelijktijdig de in rechtsoverweging 2.8 bedoelde akte te nemen;
27 september 2013gelijktijdig de in rechtsoverweging 2.8 bedoelde antwoord-akte te nemen;
18 oktober 2013 te 10.00 uur.