ECLI:NL:KTGZEV:2001:AB1398

Kantongerecht Zevenbergen

Datum uitspraak
22 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/1556
Instantie
Kantongerecht Zevenbergen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en vrijwaring in de oprichtingsfase van een besloten vennootschap

In deze zaak, behandeld door het Kantongerecht Zevenbergen, stond de vraag centraal of de eiser, die een vordering had ingesteld tegen de gedaagde, ook de besloten vennootschap IT Experts B.V. in oprichting (i.o.) moest betrekken in de procedure. De eiser had de gedaagde gedagvaard op 26 september 2000, terwijl de vennootschap op 25 september 2000 was ingeschreven in het Handelsregister. De gedaagde stelde dat de rechtshandelingen die hij namens de vennootschap had verricht, op 11 oktober 2000 door de vennootschap waren bekrachtigd. Hierdoor zou de gedaagde pas aansprakelijk zijn indien de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou voldoen.

De kantonrechter beoordeelde het incident waarin de eiser verzocht om de vennootschap in vrijwaring op te roepen. De rechter oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de gedaagde aansprakelijk was voor de verplichtingen van de vennootschap. De gedaagde voerde aan dat er geen bewijs was dat de vennootschap niet aan een eventuele veroordeling zou kunnen voldoen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eiser tot vrijwaring niet kon worden toegewezen, omdat de vordering tegen de vennootschap afhankelijk moest zijn van de uitkomst van de hoofdzaak.

De kantonrechter wees de vordering van de eiser af en veroordeelde de eiser in de kosten van het geding in het incident. De zaak werd vervolgens naar de rol verwezen voor het nemen van een conclusie van repliek door de eiser op 22 maart 2001. Dit vonnis werd uitgesproken op 22 februari 2001.

Uitspraak

Rolnr.: 00/1556
Vonnis d.d.: 22 februari 2001
Typ.: ik
Coll.:
KANTONGERECHT TE ZEVENBERGEN
VONNIS
in de zaak van:
[eiser], wonende te [(adres en woonplaats)],
eiser in de hoofdzaak/eiser in het incident,
gemachtigde: mr. S. van Gessel te Veendam,
tegen:
[gedaagde], handelende onder de naam
IT EX-PERTS B.V. I.O., wonende te [(adres en woonplaats)],
gedaagde in de hoofdzaak/verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. A.E.C. Kraaiveld te Veenendaal.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
in de hoofdzaak en in het incident:
- het exploot van dagvaarding van 26 september 2000, alsme-de de conclusie van eis, met producties;
- de brief van de nieuwe gemachtigde van gedaagde van 29 november 2000;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van de zijde van eiser;
- de conclusie van antwoord in het incident.
2. Het incident.
Eiser in het incident, tevens eiser in de hoofdzaak, hierna te noemen [eiser], vordert te gelasten, dat de besloten ven-nootschap met beperkte aansprakelijkheid IT Experts B.V., tegen een door de kantonrechter te bepalen terechtzitting zal worden gedagvaard teneinde op de eis tot vrijwaring te ant-woorden en voort te procederen, kosten rechtens.
Verweerder in het incident, gedaagde in de hoofdzaak, hierna te noemen [verweerder], concludeert tot afwijzing van de vorde-ring.
3. De beoordeling in het incident.
3.1 [eiser] stelt [verweerder], h.o.d.n. IT Experts B.V. i.o. gedagvaard te hebben bij exploot van 26 september 2000 en dat nu is gebleken, dat IT Experts een dag eer-der, op 25 september 2000, als besloten vennootschap is ingeschreven in het Handelsregister.
[eiser] voert voorts aan, dat [verweerder] bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak onder punt 13 tot en met 16 heeft ge-steld, dat de besloten vennootschap IT Experts B.V., hierna te noemen IT, op 11 oktober 2000 de rechtshande-lingen, die zijn verricht door [verweerder] namens de B.V. in oprichting zijn bekrachtigd. Voorts stelt [verweerder] volgens [eiser], dat [eiser] niet hem maar IT in rechte had moeten betrekken.
[eiser] zegt bij gegrondbevinding van dat verweer belang te hebben bij het oproe-pen van IT in vrijwaring.
3.2 [verweerder] verzet zich tegen deze oproeping in vrijwa-ring. Volgens [verweerder] staat vast, dat IT de rechts-handelingen uit haar oprichtingsperiode heeft bekrach-tigd. [verweerder] is van mening, dat dit betekent dat hij pas dan aansprakelijk is, indien IT niet aan de bekrachtigde verplichtingen voldoet, terwijl hij/gedaagde in zijn hoedanigheid van degene die in de oprichtingsfase namens en voor rekening van IT handelde, toen wist of kon weten dat IT niet aan haar verplichtingen zou gaan vol-doen. Nu volgens [verweerder] [eiser] bij zijn oproe-ping tot vrijwaring niet heeft gesteld, noch heeft aange-voerd, noch heeft bewezen dat IT niet aan eventuele veroordeling zou kunnen voldoen, staat volgens [verweerder] niet vast dat hij aansprakelijk is voor IT, indien IT veroordeeld zou worden tot betaling van de door
[eiser] gevorderde bedragen. Voorts staat volgens [verweerder] vast, dat het gelegde beslag onder de debiteuren van IT minimaal rust op f. 70.000,00 aan geld. [verweerder] benadrukt, dat hem geen omstandigheid bekend is waarom IT niet aan een latere veroordeling zou kunnen voldoen. Volgens [verweerder] is vrijwaring ervoor be-doeld, dat IT in casu hem zou waarborgen tegen veroorde-ling, die anders tegen hem uitgesproken zou worden. Nu volgens [verweerder] [eiser] niet heeft aangetoond dat hij aansprake-lijk is, als IT hiertoe wordt veroordeeld, moet de oproep tot vrijwaring volgens [verweerder] worden afgewezen.
Dat [eiser] pas ter zitting bleek van de bekrachtiging, doet volgens [verweerder] niet ter zake.
3.3 [verweerder] heeft zich bij antwoord in de hoofdzaak beroepen op het feit, dat de rechtshan-delingen van de vennootschap door IT zijn bekrachtigd op 11 oktober 2000. Bij eventuele gegrondbevinding van het verweer dat niet [verweerder] maar IT in rechte had moeten worden betrok-ken, zegt [eiser] er belang bij te hebben om IT in vrijwaring op te roe-pen. Het door [eiser] geschetste belang om IT in rechte te betrekken, is naar het oordeel van de kanton-rechter geen grond, als bedoeld in de wet, voor oproeping in vrijwaring. De vordering tegen de waarborg moet immers afhankelijk zijn van de vordering in de hoofdzaak in die zin, dat eerstgenoemde vordering alleen toewijsbaar zal zijn, omdat in de hoofdzaak een voor de gewaarborgde ongunstig vonnis wordt gegeven. Dit is echter een grond die zich in deze zaak niet voordoet.
[eiser] stelt dit ook niet. Dit betekent, dat de kan-tonrechter de onderhavige incidentele vordering van [eiser] zal afwijzen. Het staat [eiser] natuurlijk vrij om al dan niet een afzonderlijke procedure tegen IT te starten.
3.4 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
4. De beslissing.
De kantonrechter:
in het incident:
- wijst de vordering van [eiser] af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in het incident aan de zijde van
[verweerder] gevallen, tot op heden begroot op f. 700,00 (ZEVENHONDERD GULDEN), als salaris voor de gemachtigde van [verweerder];
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rol van:
donderdag 22 maart 2001 om 11.00 uur,
voor het nemen van een conclusie van repliek door [eiser];
- reserveert zich ieder verder oordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terecht-zitting van donderdag 22 februari 2001.