ECLI:NL:KTGUTR:2000:AA8446

Kantongerecht Utrecht

Datum uitspraak
15 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
208182
Instantie
Kantongerecht Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde verhoudingen tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft verzoekster op 3 november 2000 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met verweerder, haar voormalige echtgenoot en werkgever. De kantonrechter te Utrecht heeft op 15 november 2000 uitspraak gedaan. Verzoekster, die sinds 1 december 1997 als assistent bedrijfsleidster in dienst was, heeft aangevoerd dat de verhoudingen tussen haar en verweerder ernstig verstoord zijn. Dit zou onder andere het gevolg zijn van de negatieve houding van verweerder, die haar in het bijzijn van personeel heeft vernederd en zelfs op 3 juli 2000 in het gezicht heeft gespuwd. Verzoekster heeft zich ziek gemeld en stelt dat verweerder niet is aangesloten bij een arbodienst, waardoor zij geen hulp heeft gekregen bij haar herstel en re-integratie.

Verweerder heeft de beschuldigingen ontkend en aangevoerd dat verzoekster zich niet aan afspraken heeft gehouden en dat er geen reden is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhoudingen tussen partijen inderdaad verstoord zijn en dat er sprake is van situatieve arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden met ingang van 1 december 2000, op grond van veranderingen in de omstandigheden die spoedig tot het einde van de arbeidsovereenkomst leiden.

De kantonrechter heeft de proceskosten geheel gecompenseerd en aan verzoekster een vergoeding van fl. 35.000,-- bruto toegekend, te betalen op door verzoekster aan te geven wijze. De beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat en uitgesproken ter openbare terechtzitting. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld om het verzoekschrift in te trekken vóór 25 november 2000, maar indien dit niet gebeurt, zal de ontbinding plaatsvinden zoals hierboven beschreven.

Uitspraak

EJ 208182-00-6819
BESCHIKKING
van de kantonrechter te Utrecht in de zaak van:
VERZOEKSTER,[naam] wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. O.E. de Jong, advocaat te Nieuwegein,
tegen:
VERWEERDER, [naam] h.o.d.n. [naam restaurant]
gevestigd en zaakdoende te Utrecht,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
Verloop van de procedure
Verzoekster heeft op 3 november 2000 een verzoekschrift ingediend strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
De mondelinge behandeling vond plaats ter zitting van 6 november 2000. Aldaar zijn verschenen verzoekster en haar gemachtigde, alsmede verweerder en zijn gemachtigde.
Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.
Vervolgens is deze beschikking gegeven.
Beoordeling van het geschil
1.
Verzoekster is op 1 december 1997 bij verweerder in dienst getre-den als assistent bedrijfsleidster voor onbepaalde tijd tegen een laatstelijk genoten salaris van fl. 4.313,52 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag. Verzoekster is thans 43 jaar oud.
2.
Verzoekster verzoekt zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden. De verhoudingen tussen partijen staan al geruime tijd onder druk als gevolg van de zeer negatieve houding die verweerder ten op-zichte van verzoekster aanneemt. Verweerder scheldt verzoekster uit en verweerder vernedert verzoekster in het bijzijn van personeel. Op 3 juli 2000 heeft verweerder verzoekster zelfs in het gezicht gespuwd. Dit heeft verzoekster zo zeer aangegrepen dat zij niet meer in staat was om verder te werken. Verzoekster heeft zich ziek gemeld. Verweerder is niet aangesloten bij een arbo-dienst. Daardoor moet verzoekster de nodige hulp bij haar herstel en
reïntegratie in het arbeidsproces ontberen.
Verzoekster acht een vergoeding van fl.97.830,60, met toepassing van de correctiefactor 4, billijk.
3.
Verweerder voert verweer. Hij voert aan dat hij 11 jaar met verzoekster getrouwd is geweest en dat zij 10 jaar lang gezamen-lijk eigenaar zijn geweest van het restaurant. Verzoekster is in december 1997 in loondienst gekomen en deed de administratie terwijl zij ook in de bediening werkte. Verweerder verwijt verzoekster dat zij uitsluitend de makkelijke diensten draaide, in strijd met afspraken herhaaldelijk vrije dagen en vakantie opnam zonder tijdige voorafgaande toestemming van verweerder en dat verzoekster regelmatig bleef zitten terwijl klanten om aandacht vroegen. Verweerder kan erkennen dat in de praktijk wel eens een woordenwisseling met stemverheffing tussen partijen is geweest over de uitvoering van de werkzaamheden, maar betwist wordt dat verweerder verzoekster heeft vernederd. Verzoekster weet dat verweerder niet goed in staat in zaken als een aansluiting bij een arbodienst zelf te regelen. Verzoekster heeft vanaf haar ziekmelding niet éénmaal verweerder om hulp gevraagd bij de reïntegratie.
Tenslotte voert verweerder aan dat verzoekster geen in redelijk-heid te respecteren belang heeft bij ontbinding, omdat hij bezig is de zaak te verkopen en verzoekster dan bij de nieuwe werkgever wel kan gaan werken. Er is dan immers geen situatieve arbeidsongeschiktheid meer.
Tot zover de standpunten van de partijen waarop de kantonrechter indien nodig hieronder terugkomt.
De kantonrechter stelt voor op dat, nu het de werknemer is die ontbinding zoekt, niet de overlegging van een reïntegratieplan is vereist. De kantonrechter moet vervolgens in deze zaak constateren dat verweerder niet is aangesloten bij een arbo-dienst, hoewel voor hem als kleine ondernemer ook daartoe de verplichting bestaat op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. De kantonrechter acht evenwel voldoende door verzoekster aanneme-lijk gemaakt dat de verhoudingen tussen partijen zijn ver-stoord en dat situatieve arbeidsonge-schiktheid bestaat. De oorzaak daarvan is waarschijnlijk gelegen in de omstandigheid dat beide partijen met elkaar gehuwd zijn geweest, en na de scheiding beiden de werkzaamheden in het restaurant hebben voort-gezet. Verweerder heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aannemelijk weten te maken dat de verhoudingen niet zijn verstoord. De arbeidsovereenkomst dient derhalve te worden ontbonden met ingang van 1 december 2000 op grond van veranderingen in de omstandigheden die spoedig moeten leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter acht billijk dat aan verzoekster een vergoeding wordt toegekend. De kantonrechter is van oordeel dat een correctiefactor C=4 onder de boven omschreven omstandigheden veel te hoog is.
Beide partijen hebben naar het oordeel van de kantonrechter moeten beseffen dat een arbeidsovereenkomst onder de gegeven omstandigheden een zeker risico op verstoring van de relatie kon inhouden. Onvoldoende is door verweerder aannemelijk gemaakt dat verzoekster zonder zijn toestem-ming vakantie opnam, klanten niet bediende en regelmatig te laat kwam. Door verzoekster is, naar het oordeel van de kantonrechter, wel aannemelijk gemaakt dat verweerder haar niet voldoende als een goed werkgever in de bejegening behandelde. De omstandigheid dat tussen partijen een procedure loopt over een loonvordering tijdens ziekte is van onvoldoende belang om de factor C op te hogen. Op grond van het boven-staande is de kantonrechter van oordeel dat een vergoeding van
fl. 35.000,-- bruto billijk is.
De kantonrechter ziet termen de proceskosten geheel te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van zijn voornemen de arbeidsovereen-komst met ingang van 1 december 2000 te ontbinden, onder toekenning van een vergoeding aan verzoekster ten laste van verweerder van
fl. 35.000,-- bruto;
stelt verzoekster in de gelegenheid het verzoekschrift in te trekken vóór 25 november 2000 en indien niet wordt ingetrokken;
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2000, kent ten laste van verweerder aan verzoekster een vergoeding toe van fl. 35.000,-- bruto, te betalen op door verzoekster aan te geven wijze;
compenseert de proceskosten geheel.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 november 2000, in tegenwoordigheid van de griffier.
wr