ECLI:NL:KTGSNK:2001:AD5508

Kantongerecht Sneek

Datum uitspraak
18 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/401025-00
Instantie
Kantongerecht Sneek
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs voor vaarbewijsverplichting

In de zaak voor het Kantongerecht te Sneek, met parketnummer 17/401025-00, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het varen zonder een geldig groot vaarbewijs op het Prinses Margrietkanaal. De zitting vond plaats op 2 maart en 6 juli 2001, waarbij de officier van justitie stelde dat het feit bewijsbaar was en eiste een geldboete van ƒ 400,00, te vervangen door 4 dagen hechtenis bij niet-betaling. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn gemachtigde voerde het woord aan de hand van een pleitnota. Na de pleidooien werd besloten dat er schriftelijk vonnis zou worden gewezen.

De kantonrechter oordeelde dat uit het proces-verbaal bleek dat de verdachte op de Houkesloot had gevaren en niet op het Prinses Margrietkanaal, zoals tenlastegelegd. Dit betekende dat het onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen kon worden, wat leidde tot vrijspraak. De kantonrechter merkte op dat de officier van justitie zich baseerde op een verkeerd artikel van de Binnenschepenwet, wat de beoordeling van de tenlastelegging verder compliceerde. De beslissing werd uitgesproken op 18 juli 2001 door mr. J.C.G. Leijten, bijgestaan door griffier B.B. Beekman.

Uitspraak

Kantongerecht te Sneek
Parketnummer: 17/401025-00
Vonnis d.d. 18 juli 2001
DE KANTONRECHTER TE SNEEK:
Gezien de stukken in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden tegen de verdachte:
[verdachte]
wonende aan [adres]
gemachtigde: mr. P.A. Den Haan, advocaat te Rotterdam;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2001 en 6 juli 2001;
Aan [verdachte] is tenlastegelegd, dat:
hij op of omstreeks 1 september 2000 in de gemeente Sneek als schipper van een schip, genaamd [naam schip], met een lengte van ongeveer 25.62 meter daarmede heeft gevaren op het voor de scheepvaart openstaand openbare vaarwater, het Prinses Margrietkanaal, zonder dat verdachte was voorzien van een geldig groot vaarbewijs;
[verdachte] heeft ter zitting ontkend, dat door hem het tenlastegelegde feit is gepleegd.
De officier van justitie heeft verklaard van oordeel te zijn, dat het aan [verdachte] tenlastegelegde feit bewijsbaar is, een strafbaar feit is en dat [verdachte] een strafbare dader is. Hij heeft gevorderd, dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete van ƒ 400,00 te vervangen door 4 dagen hechtenis bij niet betaling of bij gebreke van verhaal;
Namens [verdachte] is door zijn gemachtigde het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota.
[verdachte] is het recht gelaten op het laatste woord. Daarna is op verzoek van de officier van justitie en [verdachte] bepaald, dat schriftelijk vonnis zal worden gewezen en is de uitspraak op heden bepaald.
BEOORDELING:
Uit het proces verbaal blijkt, dat [verdachte] heeft gevaren op de Houkesloot, terwijl tenlastegelegd is, dat hij heeft gevaren op het Prinses Margrietkanaal. Dat betekent dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen kan worden, zodat reeds op die grond tot vrijspraak dient te worden beslist.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter voorts nog het navolgende.
De officier van justitie heeft gerekwireerd op basis van het verwijt, dat [verdachte] als schipper met een schip zou hebben gevaren, dat bestemd was of gebruikt werd voor bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig vaarbewijs. Daarmee heeft hij kennelijk het oog op het bepaalde in artikel 16 lid sub d Binnenschepenwet (oud). De tenlastelegging gaat evenwel uit van hetgeen vermeld is sub b van dat lid. Daarmee is de vraag of [verdachte] bedrijfsmatig gevaren heeft voor de beoordeling van de tenlastelegging niet van betekenis. De kantonrechter zal daarover overigens zijn oordeel geven in de annexe zaak tegen de eigenaresse van het schip.
BESLISSING:
De kantonrechter:
Verklaart het aan [verdachte] tenlastegelegd feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, bijgestaan door B.B. Beekman, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2001.