ECLI:NL:KTGROT:2000:AA7302
Kantongerecht Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H.W. de Planque
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst door werkgever
In deze zaak, uitgesproken door het Kantongerecht Rotterdam op 15 september 2000, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap INTERWELDING LASTECHNIEK B.V. [Eiser] was sinds 4 juli 1988 in dienst als pijpfitter en zijn arbeidsovereenkomst werd opgezegd per 1 maart 2000. De opzegging vond plaats na toestemming van de Regionaal Directeur van de Arbeidsvoorziening, maar [eiser] betwistte de geldigheid van deze opzegging. Hij stelde dat hij recht had op een opzegtermijn van 17 weken, omdat hij ouder was dan 45 jaar ten tijde van de invoering van de Wet Flexibiliteit en zekerheid. Volgens [eiser] had de werkgever deze termijn niet gerespecteerd, wat leidde tot schadeplichtigheid van de werkgever.
De kantonrechter heeft de feiten en de stellingen van beide partijen beoordeeld. Het verweer van de werkgever was dat de opzegtermijn, na de invoering van de nieuwe wet, met één maand was verkort. De kantonrechter oordeelde dat de overgangsbepaling van de Wet Flexibiliteit en zekerheid niet van toepassing was op de situatie van [eiser], omdat de wetgever geen verzachtende regel had willen toepassen voor werknemers van 45 jaar en ouder in deze context. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever de opzegtermijn correct had ingekort en dat de vordering van [eiser] op dit punt ongegrond was.
Uiteindelijk werd de werkgever veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 672,30 bruto aan [eiser], terwijl [eiser] in een deel van de proceskosten werd veroordeeld. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de toepassing van de Wet Flexibiliteit en zekerheid en de rechten van oudere werknemers bij ontslag.