V O N N I S VAN DE KANTONRECHTER TE ROTTERDAM
zaaknummer: CV EXPL 263329/99/1
[Eiser], wonende [adres] te dezer zake domicilie kiezende te Rotterdam aan de Karel Doormanstraat 14, ten kantore van Maas-Delta Deurwaarders,
eiser bij exploot van dagvaarding d.d. 3 mei 1999,
verschenen bij Rolwaro B.V. voor mr G. Engelgeer, advocaat te Amsterdam;
1. [gedaagde] wonende [adres]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] statutair gevestigd te [adres]
gedaagden bij gemeld exploot, verschenen bij mr J. Meyst-Michels, Postbus 1507, 3000 BM Rotterdam.
Partijen nader te noemen [eiser] en [gedaagde].
Het procesverloop.
1. De dagvaarding d.d. 3 mei 1999.
2. De conclusie van antwoord d.d. 7 juli 1999.
3. De conclusie van repliek d.d. 4 augustus 1999.
4. De conclusie van dupliek d.d. 29 september 1999.
5. Rolopdracht d.d. 24 november 1999.
6. Akte uitlating producties d.d. 4 januari 2000.
7. Akte d.d. 29 februari 2000.
8. Het tussenvonnis d.d. 23 mei 2000.
9. De comparitie van partijen d.d. 26 juni 2000.
Partijen hebben beiden producties overgelegd.
1. De feiten.
In deze procedure staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, mede gelet op de inhoud van de overgelegde producties, voor zover niet betwist, het volgende vast:
1.1. [eiser] is in 1992 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van [gedaagde], in de functie van kraanmachinist en sloper.
1.2. Tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden als sloper is [eiser] bij de sloopwerkzaamheden van graansilo's in een veevoederfabriek te Almelo op 7 juni 1993 een ongeval overkomen. [eiser] is na het ongeval naar het ziekenhuis vervoerd. [eiser] heeft bij het ongeval een calcaneus (hiel)fractuur rechts opgelopen. In 1995 en in 1997 is [eiser] blijkens het overgelegde medisch dossier geopereerd aan de hiel/voet. [eiser] is inmiddels blijvend arbeidsongeschikt en is op medische behandelingen en aangepast schoeisel aangewezen.
1.3. Voor de onder 1.2. bedoelde werkzaamheden, het slopen van de kleinere graansilo's (10 tot 12 m hoog), was [gedaagde] als onderaannemer ingehuurd door [hoofdaannemer], gevestigd te Nieuwerkerk a/d IJssel. Op het project waren drie werknemers van [gedaagde] werkzaam en [eiser] was de voorman.
1.4. Omstreeks drie weken voor voormeld ongeval is de Arbeidsinspectie ter plaatse geweest. De Arbeidsinspectie heeft toen opdracht gegeven hekken te plaatsen rond de openingen van het dak. Voorts heeft de Arbeidsinspectie aangegeven dat met het oog op spelende kinderen voorzieningen dienden te worden getroffen ter voorkoming van ongevallen. Na het ongeval is de Arbeidsinspectie niet door [gedaagde] ingelicht. [gedaagde] heeft geen onderzoek ingesteld naar de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden.
1.5. Het ongeval heeft plaatsgevonden doordat de trap, die niet verankerd was met de wand, weggleed nadat deze door [eiser] betreden was. De trappen waren na het bezoek van de Arbeidsinspectie als hiervoor bedoeld, losgemaakt en de trappen werden elke avond weggehaald, zodat spelende kinderen er geen gebruik van konden maken. 's Ochtends bij aanvang van het werk werden de trappen weer geplaatst en met een klos op de grond vastgezet. De slopers maakten gebruik van de trappen teneinde het hout uit de silo’s te verwijderen.
1.6. Bij aangetekend schrijven d.d. 25 mei 1998 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het hem overkomen ongeval op 7 juni 1993. Bij brief d.d. 27 juli 1998 heeft de raadsman van [eiser] [gedaagde] opnieuw aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het [eiser] overkomen bedrijfsongeval onder aanzegging van de wettelijke rente.
3.1. [eiser] heeft gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gevolgen van het hem overkomen bedrijfsongeval en [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] de door hem geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede veroordeling in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] heeft hiertoe aangevoerd -samengevat- dat [gedaagde] op grond van artikel 7A:1638x BW (oud) dan wel art.7:658 BW aansprakelijk is voor de schade door [eiser] ten gevolge van het ongeval geleden. De werkplek voldeed niet aan de in bedoeld artikel neergelegde veiligheidseisen. [gedaagde] is tekort geschoten in de op hem als werkgever rustende verplichting om veiligheidsmaatregelen te nemen. [gedaagde] heeft in het geheel geen mededelingen gedaan waaruit kan worden opgemaakt dat het ongeval niet het gevolg is geweest van het feit dat onvoldoende maatregelen waren genomen ter voorkoming van ongevallen. [gedaagde] heeft de Arbeidsinspectie na het ongeval niet ingeschakeld teneinde de oorzaak van het ongeval te onderzoeken. Er is geen enkele rapportage van het ongeval. Dit dient voor rekening en risico van de werkgever te komen. [eiser] heeft nimmer veiligheidsinstructies ontvangen van [gedaagde] en door hem wordt geen toezicht uitgeoefend. De werkgever is tekortgeschoten in de voor haar uit de genoemde artikelen voortvloeiende verplichtingen, tengevolge waarvan het causaal verband met het ongeval dient te worden aangenomen.
3.3. Bij gebrek aan wetenschap betwist [eiser] de stelling van [gedaagde] dat de onderneming van [gedaagde] rechtsgeldig en volledig is overgegaan op [gedaagde] BV. Gelet op de relevante jurisprudentie doet het feit dat [gedaagde] was ingehuurd door [hoofdaannemer] niets af aan het gegeven dat de werkgever uit hoofde van zijn verplichtingen ex artikel 7a:1638x BW (oud) dan wel 7:658 BW controle dient uit te oefenen op de door zijn werknemers te gebruiken werkmaterialen. Aan wie het werkmateriaal in feite toebehoord heeft niet ter zake doende. Ten onrechte wordt door [gedaagde] geprobeerd de aansprakelijkheid af te schuiven op [hoofdaannemer] dan wel op [eiser] zelf als voorman. Voorts merkt [eiser] op dat na het bezoek van de Arbeidsinspectie zoals hiervoor onder de feiten vermeld [gedaagde] wel degelijk op de hoogte gebracht is van dit bezoek en van de opdracht die door de Arbeidsinspectie was gegeven. [eiser] legt afschriften over van de medische informatie waaruit het causaal verband blijkt tussen het hem overkomen bedrijfsongeval van 7 juni 1993 en de dientengevolge door hem geleden schade en nog te lijden schade.
3.4. [gedaagde] voert eerstens aan dat de ingestelde vordering zich uitsluitend tot [gedaagde] BV dient te richten, aangezien de BV alle rechten en verplichtingen van de VOF (de Fabriek) heeft overgenomen. Voorts voert [gedaagde] aan, dat de trap waarmee [eiser] ten val is gekomen en waardoor hij letsel heeft opgelopen, een bestanddeel van de silo vormde waaraan [eiser] zijn werkzaamheden verrichtte. Derhalve was de trap geen werktuig dan wel gereedschap, dat door [gedaagde] aan [eiser] ter beschikking was gesteld. [gedaagde] kan dan ook niet aansprakelijk worden gesteld. Voorts is het [gedaagde] slechts bekend dat de trap met bouten aan de silo was verankerd en zij is in het geheel niet op de hoogte met het feit dat de trap kennelijk losgeschroefd is, noch dat daartoe door de Arbeidsinspectie instructie was gegeven. [gedaagde] is niet op de hoogte met een bezoek van de Arbeidsinspectie circa drie weken voor het ongeval. [eiser] heeft waarschijnlijk zelf het alternatief van het losschroeven van de trap bedacht, teneinde te voldoen aan de instructies van de Arbeidsinspectie, [gedaagde] was hiervan niet op de hoogte.
3.5. [gedaagde] is een klein bedrijf dat regelmatig op diverse locaties sloopwerkzaamheden verricht. Teneinde toezicht te houden op de veiligheid op de werkplek benoemt [gedaagde] opzichters, omdat zij nu eenmaal niet overal tegelijk kan zijn. [Eiser] was zo'n opzichter. Doorgaans coördineerde [gedaagde] zelf het werk, doch op de dag van het ongeval had [gedaagde] de leiding over het werk aan [eiser] gegeven. [eiser] was dus zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hemzelf en de twee andere werknemers. [gedaagde] en [eiser] stonden met elkaar in contact via de mobiele telefoon.
3.6. Voorts had het op de weg van [hoofdaannemer] gelegen om direct na het ongeval de Arbeidsinspectie in te schakelen. [eiser] was echter degene die het meest op de hoogte was. De werkgever behoeft niet aan te tonen dat voldoende bescherming is geboden ter voorkoming van ongelukken in het algemeen, doch de werkgever dient mededelingen te doen aan de hand waarvan met redelijke mate van zekerheid kan worden aangetoond, dat voldoende veiligheidsmaatregelen zijn genomen om ongelukken als het onderhavige te voorkomen. Van [gedaagde] kon in het onderhavige geval niet worden verwacht dat zij bijzondere maatregelen nam met betrekking tot de trap, nu zij er met recht vanuit ging dat de trap met de wanden van de silo verankerd was. Als zij op de hoogte was geweest met het losschroeven van de trap dan zou zij ter zake wel nadere maatregelen genomen hebben. [gedaagde] legt een verklaring over van [naam], werknemer van de fa. [hoofdaannemer].
4. Beoordeling van het geschil.
4.1. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel, dat [gedaagde] onvoldoende heeft geadstrueerd dat [gedaagde] BV alle verplichtingen van [gedaagde] heeft overgenomen. Het enkele stellen dat dit een feit is en dat [gedaagde] BV in geval van toewijzing van de vordering, in zal staan voor de gevolgen daarvan, is onvoldoende. In geval van toewijzing van de vordering zou [eiser] in executieproblemen kunnen komen, wanneer toch blijkt dat niet alle verplichtingen op de BV zijn overgegaan. Het belang van [eiser] bij handhaving van de vorderingen tegen beide gedaagden is derhalve nog steeds aanwezig, zodat het verweer van [gedaagde] wordt gepasseerd. [gedaagde] heeft immers ook alle gelegenheid gehad haar verweer op dit punt nader te onderbouwen.
4.2. Op grond van artikel 7:658 BW is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen gereedschappen waarin of waarmede hij de arbeid doet verrichten op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De werkgever kan zich er niet op beroepen dat de plaats waar het werk werd uitgevoerd dan wel het gereedschap waarmee, niet van hem, de werkgever is, zodat hij ook geen verantwoordelijkheid draagt. De werkgever dient maatregelen te treffen ter voorkoming van ongevallen.
4.3. Het verweer van [gedaagde] dat niet zij, doch [hoofdaannemer] verantwoordelijk is voor de veiligheid, zo zij heeft bedoeld dit aan te voeren, treft geen doel. De werkgever is aansprakelijk voor een tekortschieten van een derde, wanneer hij bij de vervulling van zijn zorgverplichting gebruik maakt van de hulp van een derde, zo dit in casu al het geval is, als ware het een eigen tekortschieten.
4.4. Voorts doet het feit dat [eiser], zoals [gedaagde] heeft gesteld, voorman was en door hem belast met uitoefening van de veiligheidsvoorschriften, niet af aan de veiligheidsverplichting van de werkgever. [eiser] heeft bovendien gemotiveerd betwist dat hij belast was door [gedaagde] met deze taak. Hij heeft aangevoerd dat er toen de Arbeidsinspectie drie weken voor het ongeval op de werkplek is geweest, steeds contact is geweest met [gedaagde] over de uitvoering van de veiligheidsvoorschriften. Ook al zou [eiser] belast zijn met het toezicht op de veiligheid door [gedaagde] zou dit [gedaagde] niet baten naar het oordeel van de kantonrechter, omdat in geval van acceptatie van een dergelijke delegatie van verplichtingen de werking van artikel 7:658 BW zou kunnen worden tenietgedaan.
Ook jegens de voorman is de werkgever gehouden om te voldoen aan zijn zorgverplichting.
4.5. [gedaagde] heeft direct na het ongeval niet de Arbeidsinspectie ingeschakeld en er is geen rapport opgemaakt van het ongeval, hoewel het op de weg van de werkgever ligt oorzaak en toedracht van het ongeval te laten vaststellen. [gedaagde] voert aan dat dit ook niet nodig is, nu de toedracht van het ongeval tussen partijen vaststaat. Feit is dat het ongeval is veroorzaakt door en wegglijdende trap, die niet verankerd was. Van de werkgever mag worden gevergd, nu de werkgever i.c. [gedaagde] betwist dat zij is tekortgeschoten in de zorgverplichting, dat zij omtrent de toedracht van het ongeval zodanige mededelingen doet dat daaruit met een redelijke mate van zekerheid kan worden opgemaakt dat het ongeval niet het gevolg is van het feit dat onvoldoende maatregelen waren genomen ter voorkoming van ongevallen als waarom het hier gaat. [gedaagde] doet in het geheel geen mededeling, doch volstaat met te melden dat zij van niets wist, en dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor veiligheidsinstructies, nu [gedaagde] niet overal tegelijk aanwezig kon zijn.
4.6. [eiser] heeft uiteengezet, dat de Arbeidsinspectie aanwijzingen had gegeven met betrekking tot het plaatsen van hekken, niet alleen rondom het werk, doch de tweede maal ook rondom de gaten bovenin, zodat spelende kinderen geen risico konden lopen. Elk avond werd ook de trap weggehaald, opdat de kinderen niet naar boven konden gaan. Ook dit was voorschrift van de Arbeidsinspectie. [eiser] voert aan dit steeds met [gedaagde] te hebben besproken, ook al omdat hij zelf geen materialen kon bestellen ter uitvoering van de veiligheidsvoorschriften door de Arbeidsinspectie gegeven. Dit deed [gedaagde], dan wel [hoofdaannemer]. [gedaagde] heeft op deze uiteenzetting slechts gereageerd met de vermelding dat hij van niets wist omtrent voorschriften van de Arbeidsinspectie.
4.7. Gelet op het vorenstaande kan worden vastgesteld dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar stelplicht, nu uit haar stellingen niet met redelijke mate van zekerheid kan worden opgemaakt, dat het ongeval niet het gevolg is van het feit dat onvoldoende maatregelen waren genomen ter voorkoming van ongevallen als waarom het in dit geval gaat. Gezien dit tekortschieten in haar stelplicht is er geen aanleiding [gedaagde] te belasten met het bewijs van haar stellingen, hetgeen hoewel in algemene bewoordingen wel aangeboden is.
4.8. Gelet op het hiervoor overwogen kan worden vastgesteld, dat [gedaagde] tekort geschoten is in de ingevolge de wettelijke bepalingen op haar rustende zorgverplichting. Het causaal verband tussen de geleden schade en de aan het adres van [gedaagde] gemaakte verwijten is hiermee komen vast te staan. [gedaagde] zal de door [eiser] tengevolge van het ongeval geleden schade dienen te vergoeden en de vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.9. [gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing.
De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval van 7 juni 1993, dat [eiser] tijdens de uitoefening van zijn functie is overkomen;
veroordeelt gedaagden om de door [eiser] geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens
de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de opgetreden schade zich heeft voorgedaan tot aan dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, tot dusver aan de zijde van [eiser] begroot op
f.182,01 voor explootkosten,
f.170,-- voor vast recht,
f. 15,35 voor uitroepkosten en
f.625,-- voor kosten salaris gemachtigde van [eiser];
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E.P. Koster-van der Flier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het kantongerecht te Rotterdam van dinsdag 12 september 2000 in het bijzijn van de griffier.