ECLI:NL:KTGLEE:2001:AD6030

Kantongerecht Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
91081 /CV EXPL 01-2216
Instantie
Kantongerecht Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door aanrijding met loslopende hond op fietspad

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], betaling van ƒ 645,15 van gedaagde, FBTO, na een aanrijding met zijn hond op het fietspad van het Van Wagtendonkpad. De aanrijding vond plaats op 28 december 2000, toen [B.] met zijn auto op het fietspad reed en de hond van [eiser] aanreed. Eiser stelde dat [B.] onrechtmatig handelde door op het fietspad te rijden, terwijl FBTO betwistte dat er sprake was van een onrechtmatige daad, en voerde aan dat de hond onverwacht het fietspad op liep.

De kantonrechter oordeelde dat artikel 185 van de Wegenverkeerswet 1994 niet van toepassing was, omdat dit artikel niet geldt voor schade aan loslopende dieren. De rechter concludeerde dat [B.] in strijd met het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) handelde door op het fietspad te rijden. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de geschonden norm niet strekte tot bescherming van loslopende honden, maar van fietsers. Hierdoor was niet voldaan aan het relativiteitsvereiste voor een onrechtmatige daad.

De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de geschonden norm niet de schade van [eiser] beschermde, en dat er onvoldoende bewijs was dat [B.] inbreuk had gemaakt op een subjectief recht van [eiser]. De zaak illustreert de complexiteit van aansprakelijkheid bij ongevallen met dieren en de noodzaak om de relevante wettelijke normen en hun beschermingsdoelen te overwegen.

Uitspraak

Kantongerecht Leeuwarden
VONNIS
91081 /CV EXPL 01-2216
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
procesgemachtigde: mr. L.G. van der Scheer, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,
gemachtigde: L.J. Venema, gerechtsdeurwaarder,
tegen
de naamloze vennootschap FBTO SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Ferwerda, werkzaam bij FBTO.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [eiser] gevorderd om gedaagde partij, hierna te noemen FBTO, te veroordelen tot betaling van ƒ 645,15 met rente en kosten.
FBTO heeft bij antwoord, onder overlegging van 1 produktie, de vordering betwist.
Na repliek (met 7 producties) en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
Op 28 december 2000 omstreeks 14.45 uur liep [eiser] samen met zijn vriendin en twee honden over het Van Wagtendonkpad te Almere. De honden waren onaangelijnd. Op datzelfde tijdstip reed de heer [P.B.] met zijn personenauto, merk Citroën, met het kenteken [kenteken], op het Van Wagtendonkpad. De personenauto van [B.] was voor het WA-risico bij FBTO verzekerd en trok een slee met drie kinderen voort. Het Van Wagtendonkpad, gelegen buiten de bebouwde kom van Almere, bestaat uit twee gedeelten. Het ene gedeelte is een fietspad, terwijl het andere gedeelte bestemd is voor het overige verkeer. Bij de kruising met de Brikweg gaat het Van Wagtendonkpad over in een fietspad. Deze scheiding wordt gemarkeerd door een blauw verkeersbord. Op voormelde datum was het Van Wagtendonkpad ten gevolge van hevige sneeuwval volledig besneeuwd.
Toen [B.] op enig moment [eiser] met een van diens onaangelijnde honden passeerde, is deze hond in aanraking gekomen met de personenauto van [B.].
[eiser] heeft de hond na de aanrijding onder medische behandeling laten stellen, waarbij hij de volgende kosten heeft gemaakt:
* consult + medicijnen d.d. 28/12/2000 ten bedrage van ƒ 95,00
* röntgenfoto + medicijnen d.d. 03/01/2000 ten bedrage van ƒ 120,75
* consult + röntgenfoto's d.d. 16/01/2001 ten bedrage van ƒ 325,75
* parkeerkosten in verband met consult d.d. 16/01/2001 ten bedrage van ƒ 19,50
Het standpunt van [eiser]
3. [eiser] vordert betaling van een bedrag van ƒ 645,15. Dit bedrag bestaat uit de hoofdsom van ƒ 561,00 en de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
ƒ 84,15.
4. [eiser] baseert zijn vordering op voormelde feiten en stelt dat [B.] met zijn personenauto op het fietspadgedeelte van het Van Wagtendonkpad reed. Het hierboven genoemde blauwe verkeersbord, dat het fietspadgedeelte van het Van Wagtendonkpad aangeeft, was volgens [eiser] goed zichtbaar op 28 december 2000. [B.] handelde naar de mening van [eiser] onrechtmatig door met zijn auto op het fietspad te rijden. [eiser] stelt dat zijn hond op het besneeuwde fietspad liep toen [B.] met een snelheid van ongeveer 15 tot 20 km/uur kwam aanrijden. Vervolgens reed [B.] zonder snelheid te minderen de hond aan, waardoor deze letsel heeft opgelopen. Na de botsing wilde [B.] volgens [eiser] gewoon zijn weg vervolgen.
5. [eiser] betwist dat hij de hond volgens de gemeentelijke bepalingen van Almere op het Van Wagtendonkpad aangelijnd diende te houden. Gezien de omstandigheden ten tijde van de aanrijding kon de hond onaangelijnd lopen. Hiermee had [B.] volgens [eiser] rekening moeten houden. [eiser] hoefde naar eigen zeggen geen rekening te houden met een auto die zonder snelheid te minderen over het fietspad kwam aanrijden. [eiser] is dan ook van mening dat er geen sprake is van eigen schuld.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt [eiser] dat, hoewel hij een rechtsbijstandverzekering heeft gesloten, de buitengerechtelijke incassokosten ingevolge de polisvoorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking komen indien de verzekerde deze op grond van een wettelijke of contractuele bepaling geheel of gedeeltelijk vergoed kan krijgen.
Het standpunt van FBTO
6. FBTO heeft de vordering van [eiser] betwist, waarbij zij het volgende heeft aangevoerd. Ten gevolge van de hevige sneeuwval was de scheiding tussen het fietspadgedeelte en het weggedeelte van het Van Wagtendonkpad niet zichtbaar. Het blauwe verkeersbord, waarop aangegeven stond dat het Van Wagtendonkpad overging in een fietspad, was eveneens niet te zien. Toen [B.] stapvoets rijdend [eiser] met diens onaangelijnde hond passeerde, maakte de hond volgens FBTO een onverwachte beweging en liep tegen de auto van [B.] aan. De hond bevond zich aanvankelijk in de berm en schoot toen [B.] passeerde onverwacht het fietspad op tegen de auto van [B.]. De aanrijding is dan ook volledig aan [eiser] zelf te wijten. [eiser] had volgens FBTO voorzorgsmaatregelen moeten treffen, zoals het aanlijnen van de hond. Door dit niet te doen, heeft [eiser] het grote en voorzienbare risico genomen dat er schade kon ontstaan. De schade dient dan ook voor rekening van [eiser] te blijven. FBTO stelt dat aan [B.] geen enkel verwijt kan worden gemaakt wat betreft de aanrijding, nu hij geen fout heeft gemaakt. Na de aanrijding liep de hond gewoon verder, zonder dat er letsel te zien was. FBTO betwist dan ook dat de hond letsel heeft opgelopen bij de aanrijding.
7. FBTO erkent dat het niet toegestaan is om met een auto op een fietspad te rijden. Deze bepaling is volgens FBTO echter van strafrechtelijke aard en is ter bescherming van fietsers in het leven geroepen, niet ter bescherming van loslopende honden op een fietspad. Door de hevige sneeuwval was het bovendien niet duidelijk voor [B.] of hij op een fietspad reed. Daarnaast handelde [eiser] zelf in strijd met de gemeentelijke bepalingen van Almere door zijn hond op het Van Wagtendonkpad onaangelijnd te laten lopen. [eiser] was volgens FBTO van dit verbod op de hoogte.
Gezien het voorgaande is er naar de mening van FBTO dan ook geen sprake van een onrechtmatige daad van [B.] jegens [eiser]. FBTO betwist verder nog de juistheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
De beoordeling van het geschil
8. De kantonrechter overweegt allereerst dat artikel 185 WVW 1994, het wetsartikel dat in veel gevallen de civiele aansprakelijkheid bij een aanrijding met een motorrijtuig regelt, in het onderhavige geval niet van toepassing is, nu in het 4e lid van artikel 185 WVW 1994 onder meer wordt bepaald dat artikel 185 WVW 1994 niet geldt ten aanzien van schade, door een motorrijtuig toegebracht aan loslopende dieren. Bij de beoordeling van de vraag of FBTO gehouden is tot vergoeding van de schade van [eiser] zal daarom moeten worden bezien of de aanrijding tussen de personenauto van [B.] en de loslopende hond van [eiser] kan worden aangemerkt als een onrechtmatige daad van de zijde van [B.].
9. Op grond van de stukken kan als vaststaand worden aangenomen dat de aanrijding tussen de personenauto van [B.] en de hond van [eiser] heeft plaatsgevonden op het fietspadgedeelte van het Van Wagtendonkpad. FBTO heeft zich er weliswaar op beroepen dat de scheiding tussen het fietspadgedeelte en het weggedeelte als gevolg van de hevige sneeuwval niet zichtbaar was, maar heeft niet ontkend dat de aanrijding plaatsvond terwijl [B.] met diens auto over het fietspad reed. Ingevolge artikel 5 jo. artikel 10 van het RVV 1990 is het bestuurders van auto's niet toegestaan om het fietspad te gebruiken. [B.] heeft derhalve in strijd met het RVV 1990 gehandeld. Het doet daarbij niet terzake of het voor [B.] door de hevige sneeuwval wel duidelijk was dat hij op een fietspad reed.
10. Wil er sprake zijn een verplichting tot schadevergoeding op grond van een onrechtmatige daad van de zijde van [B.], dan dient er aan vijf vereisten te zijn voldaan:
* onrechtmatigheid
* relativiteit: de geschonden norm moet strekken tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde deze heeft geleden
* toerekenbaarheid van de daad
* causaliteit
* schade
11. Zoals in rechtsoverweging 9 reeds is overwogen, heeft [B.] door met zijn personenauto op het fietspadgedeelte van het Van Wagtendonkpad te rijden gehandeld in strijd met artikel 5 jo. artikel 10 van het RVV 1990. Hiermee heeft [B.] een wettelijke plicht geschonden als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW. Zijn handelwijze kan dan ook als onrechtmatig worden aangemerkt. Hiermee is aan het eerste vereiste voldaan.
FBTO heeft zich onder meer tegen de vordering van [eiser] verweerd door te stellen dat het inderdaad niet toegestaan is om met een auto op het fietspad rijden, maar dat de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals die door [eiser] is geleden. Het verweer van FBTO treft naar het oordeel van de kantonrechter doel.
Artikel 6:163 BW bepaalt dat bij een onrechtmatige daad geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. De door [B.] geschonden norm, te weten artikel 5 jo. artikel 10 van het RVV 1990, strekt naar het oordeel van de kantonrechter tot bescherming van fietsers die zich op het fietspad bevinden, maar niet tot bescherming van zich op dat fietspad bevindende loslopende honden. Er is dan ook niet voldaan aan het relativiteitsvereiste.
Onvoldoende gesteld is verder dat [B.] inbreuk heeft gemaakt op een subjectief recht van [eiser] dan wel dat [B.] jegens [eiser] heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Nu in casu niet aan het relativiteitsvereiste is voldaan, behoeven de resterende vereisten voor een onrechtmatige daad geen bespreking meer en zal de vordering van [eiser] als ongegrond worden afgewezen.
12. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van FBTO begroot op ƒ 240,00 wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.