3.2 De kantonrechter gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
- eiseres is sedert 1 september 1986 in dienst van gedaagde;
- eiseres vervulde laatstelijk de functie van directie-secretaresse tegen een salaris van
f. 4.502,00 bruto per maand, exclusief emolumenten waaronder 8% vakantietoeslag;
- de Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening (RDA) heeft gedaagde op 21 mei 1999 een vergunning verleend om het dienstverband met eiseres op te zeggen wegens bedrijfseconomische noodzaak. Gedaagde heeft geen gebruik kunnen maken van die vergunning in verband met het feit dat eiseres ten tijde van de vergunningverlening zwangerschapsverlof genoot;
- op 27 september 1999 heeft de RDA een nieuw, en op dezelfde gronden gebaseerd, verzoek van gedaagde tot het verlenen van een ontslagvergunning ten behoeve van eiseres gehonoreerd;
- gedaagde heeft gebruik gemaakt van die vergunning. Zij heeft op 28 september 1999 het dienstverband met eiseres opgezegd tegen 1 december 1999;
- eiseres was op 28 september 1999 arbeidsongeschikt. eiseres heeft inmiddels genoemde ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW gestart waarin zij de kantonrechter verzoekt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst voorwaardelijk, dat wil zeggen voor het geval later mocht blijken dat die overeenkomst nog steeds voortduurt, te ontbinden;
- eiseres heeft bij brief van 13 oktober 1999 de nietigheid van het gegeven ontslag ingeroepen, onder verwijzing naar een eerdere brief van 23 september 1999;
- eiseres heeft zich op 31 maart 2000 hersteld verklaard en aan gedaagde aangeboden de bedongen werkzaamheden te komen verrichten. Gedaagde heeft op diezelfde datum schriftelijk aan eiseres medegedeeld van oordeel te zijn dat het dienstverband reeds op
1 december 1999 geëindigd is en dat, uitsluitend voor het geval mocht blijken dat eiseres nog wel in dienst is, zij op 3 april 2000 niet op het werk werd verwacht, dat gedaagde geen gebruik zou maken van het aanbod van eiseres om te komen werken en dat zij (eiseres) werd vrijgesteld van haar verplichting om, arbeid te verrichten;
- gedaagde heeft zich bij brief van 3 april 2000 opnieuw tot de RDA gewend. Ditmaal verzoekt zij -wederom op bedrijfseconomische gronden- een ontslagvergunning voor eiseres, zij het dat zij ditmaal aan dat verzoek een voorwaardelijk karakter meegeeft. Immers, zij wenst slechts van die vergunning gebruik te maken voor het geval dat mocht blijken dat het dienstverband tussen partijen nog voortduurt.