Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het zesde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het zevende en het achtste cassatiemiddel
4.Beslissing
24 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 april 2024. De verdachte, geboren in 1963, was eerder vrijgesproken van zware mishandeling met de dood tot gevolg, omdat hij zijn vriendin meermalen tegen haar hoofd zou hebben geslagen en geschopt. De advocaat van de verdachte, M.R. Mantz, heeft cassatiemiddelen ingediend, die schriftelijk zijn toegelicht. De advocaat-generaal, M.E. van Wees, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie leiden. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering hoeven geven, omdat de beoordeling van de klachten niet noodzakelijk was voor de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.