ECLI:NL:HR:2025:969
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van A.F.M.J. Verhoeven tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 augustus 2024, nr. BK-ARN 22/2163. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier heeft de indiener op 24 februari 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet betaald.
Op 23 april 2025 heeft de griffier de indiener opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet is betaald, maar de indiener heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de indiener te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten en griffierechten in het cassatieproces.