Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het zesde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tiende cassatiemiddel
4.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
5.Beslissing
24 juni 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juni 2023. De verdachte, geboren in 1959, was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van witwassen van geldbedragen. De advocaat-generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, waarbij de klachten over de bewezenverklaring en de kwalificatie van het tenlastegelegde niet tot cassatie leidden. Echter, het tiende cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden naar 20 maanden. De overige cassatiemiddelen werden verworpen, en de Hoge Raad hoefde niet te motiveren waarom deze klachten niet tot vernietiging leidden. De uitspraak van het hof werd dus vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf.