ECLI:NL:HR:2025:940

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
25/00569
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens verzuim in de gronden van het beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door J.H. Sligchers, tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 januari 2025. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 25/00569. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet de vereiste gronden bevatte, zoals voorgeschreven in artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 25 februari 2025 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 8 april 2025. Op 9 april 2025 ontving de Hoge Raad een brief van belanghebbende met de gronden van het beroep, maar deze was te laat ingediend. De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende het verzuim niet tijdig heeft hersteld en verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/00569
Datum13 juni 2025
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door J.H. Sligchers, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 januari 2025, nrs. 23/246 tot en met 23/248.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep. De griffier van de Hoge Raad heeft op 25 februari 2025 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 8 april 2025.
Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 25 februari 2025 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 25 februari 2025.
1.2
Op 9 april 2025 heeft de Hoge Raad via het webportaal een brief van belanghebbende met de gronden van het beroep ontvangen. Aangezien die brief na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, laat de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing. Belanghebbende heeft het hiervoor bedoelde verzuim derhalve niet tijdig hersteld. Daarom zal de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 6:6 Awb niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.F. Faase als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.