ECLI:NL:HR:2025:94

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
22/02939
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betrouwbaarheid van herkenningen op camerabeelden in diefstalzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1973, was in eerste aanleg vrijgesproken van diefstal van een spijkerbroek, flessen parfum en een bril, gepleegd op meerdere momenten. De verdediging voerde aan dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden onbetrouwbaar waren. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de redenen voor de verwerping van het cassatiemiddel in de conclusie van de advocaat-generaal zijn vermeld. De Hoge Raad constateerde dat de camerabeelden scherp en van goede kwaliteit waren, en dat de pleger van de diefstallen duidelijk zichtbaar was. Het hof had vastgesteld dat het steeds om dezelfde dader leek te gaan, en dat de persoon op de beelden duidelijke gelijkenissen vertoonde met de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verweer van de verdediging op goede gronden had verworpen en dat de bewezenverklaring voldoende met redenen was omkleed. Daarnaast werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf voor andere rechtsgevolgen. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02939
Datum21 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 juli 2022, nummer 20-003929-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S. Ben Tarraf, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping van het verweer dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten onbetrouwbaar zijn.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 122 dagen voorwaardelijk, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 januari 2025.