Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
21 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1973, was in eerste aanleg vrijgesproken van diefstal van een spijkerbroek, flessen parfum en een bril, gepleegd op meerdere momenten. De verdediging voerde aan dat de herkenningen van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden onbetrouwbaar waren. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de redenen voor de verwerping van het cassatiemiddel in de conclusie van de advocaat-generaal zijn vermeld. De Hoge Raad constateerde dat de camerabeelden scherp en van goede kwaliteit waren, en dat de pleger van de diefstallen duidelijk zichtbaar was. Het hof had vastgesteld dat het steeds om dezelfde dader leek te gaan, en dat de persoon op de beelden duidelijke gelijkenissen vertoonde met de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verweer van de verdediging op goede gronden had verworpen en dat de bewezenverklaring voldoende met redenen was omkleed. Daarnaast werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen aanleiding gaf voor andere rechtsgevolgen. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.