ECLI:NL:HR:2025:845

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
22/02613
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over uitlokking van schriftelijke bedreiging en bewijsvoering in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het uitlokken van een schriftelijke bedreiging, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep veroordeeld. De zaak draait om de vraag of de bewezenverklaring van de uitlokking van een schriftelijke bedreiging correct was, met name de zinsnede over het stichten van brand bij de woning van het slachtoffer. De Hoge Raad constateert dat er een kennelijke misslag in de bewezenverklaring is, waarbij een zinsnede onterecht is blijven staan. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring met verbetering van deze misslag en verwerpt het cassatiemiddel. Tevens wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 88 maanden naar 82 maanden. De uitspraak van het hof wordt vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02613
Datum3 juni 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 juli 2022, nummer 21-002305-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en S. van den Akker bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, in het bijzonder over de daar tenlastegelegde uitlokking van schriftelijke bedreiging onder voorwaarden voor zover het hof heeft bewezenverklaard “en brand is gesticht bij deze woning”.
2.2.1
Aan de verdachte is onder 1 primair tenlastegelegd dat:
“medeverdachte [medeverdachte 2], en/of medeverdachte [medeverdachte 1] en/of een (tot op heden) onbekend gebleven medeverdachte op of omstreeks 9 december 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging, althans ieder voor zich, [benadeelde 1] en/of haar familieleden, (schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde), heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of góederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door in de brievenbus van de woning van die [benadeelde 1] (gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]) een brief achter te laten met daarin de tekst: “Dit is de eerste en laatste waarschuwing, je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen. Zo niet dan volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin. Met vriendelijke groet, kusjes”,
en/of waarbij na het achterlaten van deze brief brand is gesticht bij deze woning, welk vorenomschreven feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 12 december 2019 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- contact te zoeken met de medeverdachten, althans een van hen en/of
- (een van) hen ten behoeve van het incasseren van een gestelde incasso op [benadeelde 2] een beloning in het vooruitzicht te stellen en/of
- (een van) hen daarvoor te voorzien van de adres- en persoonsgegevens van [benadeelde 1].”
2.2.2
Ten laste van de verdachte is onder 1 primair bewezenverklaard dat:
“medeverdachte [medeverdachte 1] op 9 december 2019 te [plaats] [benadeelde 1] en/of haar familieleden, (schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde), heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door in de brievenbus van de woning van die [benadeelde 1] (gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]) een brief achter te laten met daarin de tekst: “Dit is de eerste en laatste waarschuwing, je pa moet aan zijn verplichtingen voldoen. Zo niet dan volgen er ergere consequenties. Dit is pas het begin. Met vriendelijke groet, kusjes”,
en brand is gesticht bij deze woning, welk vorenomschreven feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 12 december 2019 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door beloften en het verschaffen van inlichtingen, te weten door:
- contact te zoeken met de medeverdachte en
- hem ten behoeve van het incasseren van een gestelde incasso op [benadeelde 2] een beloning in het vooruitzicht te stellen en
- hem daarvoor te voorzien van de adres- en persoonsgegevens van [benadeelde 1].”
2.2.3
Het hof heeft het onder 1 primair bewezenverklaarde gekwalificeerd als “uitlokking van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en/of met brandstichting, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder bepaalde voorwaarde geschiedt”.
2.2.4
De bewijsvoering waarop de bewezenverklaring van feit 1 primair steunt is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.4.
2.3
De bewezenverklaring van feit 1 primair houdt – kort gezegd – in dat de mededader [medeverdachte 1], de dochter van [benadeelde 2] en haar familieleden op 9 december 2019 heeft bedreigd door het achterlaten van een brief met dreigende inhoud in de brievenbus van haar woning en het stichten van brand bij die woning en dat de verdachte dit “vorenomschreven feit” opzettelijk heeft uitgelokt. Het hof heeft de verdachte daarbij vrijgesproken van de zinsnede “/of waarbij na het achterlaten van deze brief” die in de tenlastelegging voorafgaat aan de zinsnede: “en (...) brand is gesticht bij deze woning”. Verder heeft het hof het onder 1 primair bewezenverklaarde, kort gezegd, gekwalificeerd als het uitlokken van een schriftelijke bedreiging onder voorwaarden. Kennelijk is bij het uitstrepen van de bewezenverklaring door een vergissing de zinsnede “en (...) brand is gesticht bij deze woning” blijven staan. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring van feit 1 primair met verbetering van deze misslag.
2.4
Het cassatiemiddel faalt.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 88 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 82 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 juni 2025.