Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
27 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 november 2023. De verdachte, geboren in Libanon in 1991, was aangeklaagd voor het vervaardigen en openbaar maken van seksuele afbeeldingen van de dochter van zijn ex-vriendin, wat meerdere keren zou zijn gepleegd. De advocaat M.G. Cantarella heeft namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend, terwijl de advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Echter, bij de beoordeling van het derde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klacht gegrond is. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden, gezien de opgelegde gevangenisstraf van vier weken, waarvan drie weken voorwaardelijk. Er is geen aanleiding om aan dit oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.