Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1979, was in hoger beroep veroordeeld voor het aanwezig hebben van 539 hennepplanten, wat in strijd is met artikel 3.C van de Opiumwet. De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen die door de verdediging waren ingediend. De verdediging stelde onder andere dat het hof niet had mogen oordelen op basis van een proces-verbaal van expertise dat niet volledig was voorgelezen en dat er geen adequate mededeling was gedaan van de inhoud van de verklaring van de verdachte in hoger beroep. Daarnaast werd er geklaagd over de schending van de onschuldpresumptie, omdat het hof had overwogen dat de kwekerij meer dan 10 weken voor een bepaalde datum in bedrijf moest zijn geweest. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar heeft besloten dat hieraan geen rechtsgevolg verbonden hoeft te worden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.