Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
21 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 31 oktober 2022 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978. De verdachte is beschuldigd van belaging en bedreiging, meermalen gepleegd, op basis van de artikelen 285b.1 en 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Het beroep in cassatie is ingesteld meer dan twee jaar na de uitspraak van het hof, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de opgelegde gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 198 dagen voorwaardelijk, niet leidt tot verdere rechtsgevolgen, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.