Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
27 mei 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een klaagschrift is ingediend door de klager, geboren in Israël in 1988. De rechtbank had op 7 juni 2023 een beschikking gegeven over beslag op meerdere geldbedragen en mobiele telefoons onder de klager. Het Openbaar Ministerie (OM) had de strafzaak tegen de klager geseponeerd, waarna de rechtbank het beklag gegrond verklaarde en teruggave van één geldbedrag aan de klager gelastte. De rechtbank heeft het klaagschrift schriftelijk afgedaan zonder openbare behandeling, omdat zij veronderstelde dat de inbeslaggenomen voorwerpen al aan de klager waren teruggegeven en dat er geen noodzaak was om partijen te horen.
De Hoge Raad heeft in deze cassatieprocedure geoordeeld dat de rechtbank niet op correcte wijze heeft gehandeld. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen openbare behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de procedurele vereisten. De rechtbank was in de veronderstelling dat de inbeslaggenomen goederen al waren teruggegeven, maar dit bleek niet het geval te zijn. De klager heeft hierdoor nadeel ondervonden, omdat hij niet de kans heeft gekregen om aan te geven dat de goederen nog niet waren teruggegeven en dat er geen last tot teruggave was gegeven voor de mobiele telefoons en overige geldbedragen.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit besluit is genomen op 27 mei 2025, waarbij de vice-president en twee raadsheren de uitspraak hebben gedaan.