ECLI:NL:HR:2025:646

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
23/01663
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wederspannigheid tijdens boerenprotest tegen minister van Natuur en Stikstof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij een boerenprotest nabij de woning van de toenmalige minister van Natuur en Stikstof. Tijdens dit protest hebben de demonstranten geprobeerd om politieauto's te verplaatsen om toegang te krijgen tot de woning van de minister. Het hof had eerder geoordeeld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederspannigheid, zoals bedoeld in de artikelen 180 en 182 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de verdachte zich met verenigde krachten had verzet tegen de politieambtenaren die de openbare orde probeerden te handhaven. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel van de verdachte, waarin werd betoogd dat er geen sprake was van verzet tegen ambtenaren omdat de gedragingen niet direct tegen hen waren gericht. De Hoge Raad oordeelde dat het verzet ook kan worden aangetoond door het tegenwerken van de ambtshandeling, ongeacht of de acties direct tegen de ambtenaren waren gericht. De uitspraak van het hof werd daarmee bevestigd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01663
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2023, nummer 21-004266-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat M.J.J.E. Stassen bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat sprake is van wederspannigheid als bedoeld in de artikelen 180 en 182 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
2.2.1
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op of omstreeks 28 juni 2022 te [plaats ] , door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd, zich met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] en [benadeelde 7] (allen politieambtenaar), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het handhaven van de openbare orde vanwege het feit dat er een groot aantal tractoren onderweg waren naar de woning van minister [...]
- een politieauto vast te pakken en/of vast te houden en heen en weer te schudden en
- (vervolgens) een politieauto te verplaatsen waardoor ruimte ontstond tussen de twee politieauto’s en
- een ruit van de politieauto in te slaan en/of te gooien en
- daarbij woorden roepen ‘Ja kom op’, ‘kom maar’ of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of bevestigende gebaren maken en
- met een combine strobalen te versnipperen en/of (vervolgens) het weg spuiten/blazen van dat versnipperde hooi.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen zoals weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.3, waaronder de volgende bewijsmiddelen:
“5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2022, ondertekend door [benadeelde 6] , hoofdinspecteur van politie Eenheid Oost-Nederland (pagina 241 tot en met 244 van het politiedossier), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende, als relaas van voornoemde verbalisant:
Op dinsdag 28 juni 2022 was ik in dienst en was ik de officier van dienst politie voor het westelijk deel van het district Noord- en Oost Gelderland. Ik heb de dienstdoende politie-eenheden van mijn team direct naar de woning van de minister (...) gedirigeerd. Binnen ongeveer 5 minuten hadden wij drie kruispunten afgezet met politieauto’s. De opvallende politieauto’s hadden wij zodanig dwars op de weg gezet dat er geen voertuig (trekker) langs kon. Wij hadden de volgende kruisingen afgezet: [a-straat] – [b-straat] ; [c-straat] – [d-straat] en de kruising [c-straat] – [e-straat] .
Ik stond samen met collega [benadeelde 4] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] op de kruising [c-straat] – [d-straat] . De auto van collega [benadeelde 2] en [benadeelde 3] (ik noem deze auto 1) stond dwars op de noordelijke rijstrook en onze dienstauto (auto 2) stond daar schuin voor op de zuidelijke rijstrook. Er kon geen auto meer tussendoor. Om te voorkomen dat de demonstranten de trekkers zouden laten staan en te voet naar de woning zouden lopen en duidelijk te maken dat de afzetting de grens was, had ik bij iedere afzetting een lint over de weg laten spannen. Wij stonden met ongeveer vier personen per afzetting.
Op de kruising van de [c-straat] met de [d-straat] stonden wij met 4 politieagenten. Ik zag dat pal voor onze neus een grote combine ging staan. Aan de achterzijde van de combine was een soort laadbak. Ik zag dat daar een aantal strobalen in lagen. Boven op het apparaat zat een grote beweegbare buis (slurf). Een aantal mannen ging provocerend over, en letterlijk door het lint, ten teken dat ze zich niet wilden laten tegenhouden. De mannen gaven te kennen naar de woning van de minister te willen en dat wij aan de kant moesten gaan. Deze discussie hield enige tijd aan en op een gegeven moment zag ik dat een aantal mannen de politieauto (auto 1) pakten en deze aan de zijkant hard heen en weer schudden. Ik kreeg op dat moment het beeld dat ze probeerden de auto dan wel te verplaatsen dan wel op z’n kant te gooien. Ik realiseerde mij zeer goed dat wij met slechts enkele politiemensen tegenover een grote groep, in mijn beleving waren het wel honderd man, stonden.
Wij gingen achter de politieauto’s staan en ik zag dat de combine zodanig werd gemanoeuvreerd dat de pijp (slurf) van de combine omhoog ging en naar het weiland werd gericht. Op de straat en op de beide politieauto’s lag een dikke laag stro. Doordat de combine grote hoeveelheden stro de lucht in had geblazen hadden wij ons wat verder van de afzetting teruggetrokken. Ik hoorde veel gejoel en zag dat er weer hard aan de politieauto’s werd geschud. Ik dacht echt dat ze de auto op z’n kant wilden gooien. Ik hoorde een trekker veel toeren (geluid) maken en zag dat er vanaf de [d-straat] een trekker met daarachter een kar door de afzetting heen kwam. Ik zag dat hij tussen auto 1 en de struiken de [c-straat] opreed. De trekker ging half door de struiken en door de berm.
Ik zag dat achter deze trekker een tweede trekker door de afzetting reed.
Nadat de stoet vertrokken was zag ik dat er van de politieauto (auto 1) de ruit van het linker voorportier (bestuurderskant) was vernield. Verder zag ik dat politieauto 2 kennelijk zo’n 1 tot 1,5 meter verschoven was. Ik zag namelijk in de modder van de deels verharde weg, achter de linker voorband een schuifspoor van ongeveer die lengte. Door het verschuiven van de politieauto was er ruimte ontstaan voor een doorgang.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2022, ondertekend door [verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, (pagina 264 en 265 van het politiedossier), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende, als relaas van voornoemde verbalisant:
Tien NN-verdachten hebben zich naar aanleiding van de getoonde beelden gemeld bij de politie.
verdachte NN11 H.W. [verdachte] .
(...)
9. De ter terechtzitting in eerste aanleg op 23 september 2022 door verdachte afgelegde verklaring, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende, als verklaring van verdachte:
We hadden afgesproken. Op een gegeven moment zijn we beland in of nabij de straat van de minister. Het klopt dat op de beelden is te zien dat ik bij de politieauto sta, ook heb ik de auto geprobeerd weg te drukken. Het doel was om voor het huis van de minister te komen. U vraagt mij waarom ik er voor heb gekozen om toch door te gaan terwijl de politie had aangegeven dat dat niet mocht. Ik heb daar geen antwoord op. Ik had niet aan die auto moeten zitten, dat ging te ver.
10. De ter terechtzitting in hoger beroep door verdachte afgelegde verklaring, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende, als verklaring van verdachte:
Toen ik aankwam was het al wel druk. Ze wilden met trekkers voor de woning van de minister langsrijden. De politie had dat afgeschermd. We probeerden de auto weg te drukken zodat de trekkers er langs konden. Het klopt dat ik mee geduwd heb.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Op 10 juni 2022 verschenen een tweetal kamerbrieven over het toekomstperspectief voor de landbouw en richtinggevende doelen voor stikstofreductie per Natura 2000-gebied. Hierin is opgenomen dat de stikstofuitstoot in veel delen van het land met 70% moet worden teruggedrongen. Naar aanleiding hiervan vinden in juni 2022 diverse (lokale) acties plaats. Zo werden hooibalen langs de kant van snelwegen in brand gestoken, werd er een treinspoor geblokkeerd en heeft een groep boeren op 10 juni 2022 het huis van de minister van Natuur en Stikstof, minister [...] , bezocht. Nadat op 21 juni 2022 geen van de moties tegen het stikstofbeleid een meerderheid had gekregen, werden er verdere acties aangekondigd. Zo werden op 27 juni 2022 16 snelwegen op bepaalde punten volledig geblokkeerd. Ook vonden er onregelmatigheden plaats op de A1 bij [plaats ] .
Nadat op 28 juni 2022 bekend werd dat de stikstofplannen van de regering doorgang zouden vinden, is besloten om die avond verder te protesteren. Onder andere via appberichten werd er rond 19.30 uur afgesproken bij de carpoolplaats te [plaats ] . Vanaf de carpoolplaats is een lange stoet met trekkers en auto’s vertrokken. Uiteindelijk bleek de bestemming (weer) het woonhuis van minister [...] in [plaats ] te zijn. Door de ver in de minderheid zijnde politie werd een drietal kruisingen in de buurt van de woning afgezet om te voorkomen dat de woning daadwerkelijk bereikt zou worden, waaronder de kruising [c-straat] - [d-straat] . Die kruising werd afgezet door een tweetal politievoertuigen en een afzetlint. Het is bij die kruising dat (het grootste gedeelte van) de stoet uiteindelijk tot stilstand kwam. De betrokkenen stapten uit hun voertuigen en duidelijk was dat zij niet blij waren met de afzetting. Ze waren al meer dan twee uur onderweg geweest en wilden dan toch bij het huis van de minister kunnen komen, aldus een van de medeverdachten. Het afzetlint werd kapotgetrokken. Vanuit de groep werd geroepen dat ze niet weg zouden gaan voordat ze bij de woning van de minister waren geweest. Ook werd vanuit de groep geroepen dat ze de dienstauto’s wel weg zouden halen. Een combine met hakselaar die met de stoet was meegekomen werd op ongeveer 2 meter van de dienstvoertuigen geparkeerd en spoot stro op de aanwezige verbalisanten, de politievoertuigen en de straat.
Op enig moment werd er iets geroepen in de trant van ‘Kom jongens, die auto moet aan de kant’. Een groep van (ongeveer) 16 personen heeft toen geprobeerd om één van de twee politieauto’s te verplaatsen door aan het voertuig te duwen en te trekken teneinde de tractoren de mogelijkheid te bieden de afzetting te omzeilen om zo door te kunnen rijden naar de woning van de minister. Ook is een ruit van de andere politieauto ingetrapt. Uiteindelijk is de door de politie gemaakte linie of afzetting doorbroken en zijn trekkers via de berm naar het huis van de minister gereden, alwaar onder andere (een combinatie van hooi en) mest is uitgestort.
Niet ter discussie staat dat verdachte zich op enig moment bij de stoet heeft aangesloten en deel heeft uitgemaakt van de groep personen die aan de politieauto heeft geduwd en getrokken.
(...)
Het hof stelt voorop dat onder het plegen van verzet tegen politieambtenaren moet worden verstaan het weerstreven van de ondernomen ambtshandeling.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zoals hiervoor al weergegeven stelt het hof vast dat verdachte samen met anderen de politieauto heeft geprobeerd te verplaatsen met het doel de tractoren door te laten. Het doorlaten van de tractoren is juist hetgeen de politie, door het plaatsen van de afzettingen, probeerde te voorkomen. Het was voor iedere aanwezige volkomen duidelijk dat het de bedoeling was te voorkomen dat de demonstranten de woning van de minister zouden bereiken. De verdachte heeft daarmee de ondernomen ambtshandeling tegengewerkt en zich derhalve schuldig gemaakt aan wederspannigheid.
Het verweer van de raadsman dat van wederspannigheid slechts sprake is wanneer een verdachte zich fysiek verzet tegen een concrete actie van een verbalisant, vindt naar oordeel van het hof geen steun in het recht en getuigt daarmee van een onjuiste rechtsopvatting.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met verenigde krachten gepleegd. Het hof verwerpt de verweren.”
2.3.1
De tenlastelegging en de bewezenverklaring zijn toegesneden op artikel 180 in verbinding met artikel 182 Sr. Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende begrip ‘verzet tegen een of meer ambtenaren’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepalingen.
2.3.2
De volgende bepalingen zijn van belang.
- Artikel 180 Sr:
“Hij die zich met geweld of bedreiging met geweld verzet tegen een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, of tegen personen die hem daarbij krachtens wettelijke verplichting of op zijn verzoek bijstand verlenen, wordt als schuldig aan wederspannigheid gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”
- Artikel 182 lid 1 Sr:
“De dwang en de wederspannigheid in de artikelen 179 en 180 omschreven, door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.”
2.3.3
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de vaststelling van het Wetboek van Strafrecht houdt over deze bepalingen onder meer in:
“Schending van den eerbied aan de wet verschuldigd, door verzet tegen de beambten met hare uitvoering belast. Niet de persoon des ambtenaars, maar de ambtenaar als zoodanig, wanneer, waar en zoolang hij is het orgaan van de wet, vereischt de bijzondere bescherming der strafwet.”
(H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, deel II, uitgave 1891, p. 170.)
2.4
Van ‘zich verzetten’ als bedoeld in artikel 180 Sr is sprake als een ambtenaar die werkzaam is in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening of de persoon die hem daarbij bijstand verleent, door (bedreiging met) geweld wordt tegengewerkt, met als doel de door de ambtenaar ondernomen ambtshandeling te beletten of te belemmeren (vgl. HR 20 december 1926, ECLI:NL:HR:1926:43 en HR 31 maart 1930, ECLI:NL:HR:1930:247).
2.5
Het hof heeft vastgesteld dat de politie de weg naar de woning van de minister van Natuur en Stikstof heeft afgezet met behulp van een afzetlint en dwars op de weg geplaatste politieauto’s om te voorkomen dat demonstranten met tractoren en andere landbouwvoertuigen de woning van de minister zouden bereiken. Het hof heeft verder vastgesteld dat de verdachte samen met anderen één van deze politieauto’s die daar door de aanwezige politieambtenaren als onderdeel van die afzetting was geplaatst, door duwen en trekken heeft verplaatst met het doel die tractoren door te laten. Op basis van deze vaststellingen heeft het hof geoordeeld dat de verdachte samen met anderen de door de politie ondernomen ambtshandeling – het handhaven van de openbare orde – heeft tegengewerkt en zich daarmee met verenigde krachten heeft ‘verzet tegen een of meer ambtenaren’ als bedoeld in de artikelen 180 en 182 Sr.
2.6
Voor zover het cassatiemiddel berust op de opvatting dat van ‘verzet tegen een ambtenaar’ alleen sprake kan zijn als de gedragingen van de verdachte direct zijn gericht tegen de politieambtenaar, kan het niet tot cassatie leiden. Die opvatting is immers – gelet op wat onder 2.4 is vooropgesteld – te beperkt en daarom onjuist.
Verder is het oordeel van het hof dat, onder de in 2.5 weergegeven omstandigheden, door (onder meer) het met duwen en trekken verplaatsen van de politieauto met als doel de tractoren door te laten de door de politie ondernomen ambtshandeling – het handhaven van de openbare orde – met geweld is tegengewerkt, toereikend gemotiveerd.
2.7
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.